u
GEMEENTE HOEVEN
-2-
vergoeding per kleuter 83 l/3 x 67,25 5-604,17
vergoeding per lokaal:
3 X li X 3-675,— - 16.537,50
vergoeding onroerend-goedbelastingen - 1.478,
totale vergoeding 23.619,67
als voorschot betaald - 22.881,42
door de gemeente bij te betalen 728^25
3.) Mariakleuterschool, Bovenstraat 18a
gemiddeld aantal kleuters 100 1/3
2
aantal lokalen, groter dan 70 m vier.
vergoeding per kleuter 100 1/3 x 67,25 6.747,42
vergoeding per lokaal 4x1x 3-675,- 22.050,
vergoeding onroerend-goedbelastingen - 1.370,
totale vergoeding 30-167,42
als voorschot betaald - 29-044,
door de gemeente bij te betalen 1a123a42
Wij geven u in overweging, de vergoeding vast te stellen
als vermeld. Een ontwerp-besluit ligt bij de stukken ter in
zage.
De commissie algemene zaken is gehoord.
Burgemeester en wethouders van Hoeven.
Twaalfhoven, burgemeester.
Vergouwen, secretaris.
0: R.
T: Hg.
C: f.
Agendanr. 6.Raadsvergadering d.d. 29 maart 1979.
■Onderwerp: Voorstel tot medewerking art. 50 Kleuteronderwijs Mariaschool
Hoeven (herstelkosten)
HOEVEN, 23 februari 1979
De Stichting Katholiek Onderwijs Hoeven heeft uw medewerking
gevraagd voor vergoeding van kosten in verband met herhaalde ver
nielingen aan de Mariakleuterschool, Bovenstraat 18a.
In een tijdsbestek van ruim vier maanden zijn viermaal ver
nielingen aangericht, waarvan de herstelkosten 794,06 bedroegen.
Waar ons oordeel is hier sprake van een zodanig veelvuldig voorkomen
van vernielingen, dat de grenzen van normaal onderhoud worden over
schreden.
Volgens het vierde lid van artikel 53 van de Kleuteronderwijs
wet kan de medewerking worden geweigerd, indien de aanvrage betreft
herstel van schade aan het schoolgebouw die door schuld of nalatig
heid van derden is ontstaan. Indien terzake van herstel van zodanige
schade de medewerking wordt verleend, treedt door het verlenen
van die medewerking de gemeente in de rechten die het schoolbestuur
terzake van de schade tegenover derden mocht bezitten, in zoverre
de schade op kosten van de gemeente wordt hersteld. De gemeenteraad
kan, in verband met de beantwoording van de vraag of er sprake is van
door schuld of nalatigheid ontstane schade aan het schoolgebouw en
van de vraag, door wiens schuld of nalatigheid die schade is ontstaan,
ook besluiten, de beslissing op de aanvraag aan te houden.
Aangezien de daders onbekend zijn, is verhaal van de schade op
de schuldigen uitgesloten te achten. Daarom heeft het ons inziens
geen zin, een beslissing uit te stellen.
Uit de jurisprudentie blijkt inmiddels, dat de indiening van
de aanvraag om medewerking, ook in gevallen als het onderhavige,
waarin herstel bezwaarlijk kan wachten op een beslissing van uw raad,
ten minste dient te geschieden omstreeks het tijdstip van het tot-
standbrengen van de voorzieningen. Aan deze voorwaarde is in
formele zin niet voldaan, nu de aanvraag pas in december 1978 is
ingediend, terwijl de schade is hersteld in de periode eind april-
begm september 1978. Hierbij moet echter worden aangetekend, dat
het schoolbestuur de betreffende facturen aanvankelijk met verzoek
om betaling bij ons college had ingediend, en wel bij brief van
-30-