-7-
de woning met maximaal 30 m^. Spreker vraagt of zulks ook met
de heer van der Tuijn is besproken.
Wethouder van Eekelen deelt mede dat het onderhavige bouwplan
strijdig is met het aldaar vigerende bestemmingsplan en dat
de huidige woning is gebouwd met toepassing van de overgangs
bepaling, waarvan geen tweemaal gebruik kan worden gemaakt.
De heer Rijsdorp (V.V.D.) merkt op dat de raad een voorbe-
reidingsbesluit heeft genomen. De raad heeft nog geen uitspraak
gedaan over het nieuwe bestemmingsplan, dus ook niet over
het uitbreidingspercentage.
De voorzitter deelt mede dat de beslissing op een aanvraag om
bouwvergunning moet worden aangehouden indien er geen duide
lijke weigeringsgronden aanwezig zijn. Het onderhavige bouw
plan is in strijd met het vigerende bestemmingsplan, op grond
waarvan de bouwvergunning geweigerd moet worden.
De heer van Lier merkt op dat door een kleine uitbreiding van
de woning geen overlast aan derden wordt bezorgd. Spreker
zegt dat zijn fractie er de voorkeur aangeeft dat het college
dit voorstel opnieuw behandelt, temeer omdat de commissie,
waarin deze zaak werd besproken niet in de normale samen
stelling bijeen was.
De heer Rijsdorp (V.V.D.) verzoekt in het vervolg juiste namen
in een voorstel te vermelden. Voorts deelt spreker mede dat men de
in de voorschriften vermelde percentages niet al te star
moet hanteren, indien er sprake is van een geringe uitbreiding
van een woning. Men zou in deze ook de verhouding van het
gebouwde moeten bezien in relatie tot het perceel. Spreker
zegt uitsluitend een absolute afwijhing te hebben gezien en dat
het college de heer van der Tuijn op zijn minst had kunnen in
lichten over de eventuele mogelijkheden in het nieuwe be
stemmingsplan.
Wethouder van Eekelen deelt mede dat de heer van der Tuijn op
de hoogte is gesteld van hetgeen in de toekomst eventueel
mogelijk zal kunnen zijn, maar dat men zich thans dient te
conformeren aan het vigerende bestemmingsplan.
-De-
De heer Buijs (P.v.d.A.) merkt op dat het opnemen van
percentages een goede en rechtvaardige zaak is, omdat deze
zonder aanzien des persoons kunnen worden gehanteerd. Als de raad
nu besluit om de vergunning niet te weigeren, dan loopt men
vooruit op het nieuwe bestemmingsplan buitengebied. Spreker
zegt voorstander te zijn van het weigeren van de bouwvergunning.
Voorts vraagt de heer Buijs (P.v.d.A.) om het bestemmingsplan
buitengebied spoedig in de commissievergadering aan de orde te
stellen.
De heer Zagers merkt op dat het verzoek van de heer van der
Tuijn binnen afzienbare tijd wel aan de bepalingen van het
nieuwe bestemmingsplan zal kunnen worden getoetst. Spreker vraagt
of de heer van der Tuijn in kennis kan worden gesteld binnen
welke termijn hij een nieuw verzoek kan indienen.
De voorzitter antwoordt hierop dat het plan eerst voor voor
overleg moet worden gezonden en dat daar nog wel enige tijd
overheen kan,.gaan. De vraag blijft of er alsdan toch nog
mogelijkheden zullen zijn voor burgerbouw in het buitengebied.
De heer van den Bosch merkt op dat zijn fractie enige opmerkingen
heeft over de gevolgde procedure. Reeds 2 jaar geleden heeft men
bij het bouw- en woningtoezicht de huidige tekening voorgelegd
en verzocht of de verbouwing mogelijk zou zijn. Medegedeeld werd
dat daaraan geen bezwaren kleefden. De definitieve bouwaanvrage
wordt echter afgex*ezen. Spreker zegt dat het niet juist is dat
eerst bij de afwijzing mededeling werd gedaan dat er in het
nieuwe bestemmingsplan misschien wel mogelijkheden zouden zijn.
De voorzitter antwoordt hierop dat het bouwplan dateert van
16 juni 1978.
De heer van Lier vraagt of het mogelijk is een archief aan te
leggen van aanvragers van bouwvergunningen waaraan momenteel
geen bouwvergunning kan worden verleend, maar die daarvoor wel in
aanmerking kunnen komen ingevolge het nieuwe bestemmingsplan.
Deze mensen zouden dan na vaststelling van het bestemmingsplan
kunnen worden bericht.
-De-