GEMEENTE HOEVEN
Agendanr. 13- Raadsvergadering d.d. 26 januari 1978.
Onderwerp: Voorstel tot het ongegrond verklaren van beroepschrift van de
heer C.v.d. Miessen.
HOEVEN, 20 januari 1978.
Door de heer C.v.d. Miessen, Peppelweg 164b te Rotterdam is
een bouwaanvrage ingediend voor de vernieuwbouw van het pand
Gors 87.
Aangezien op het onderhavige perceel de bestemmingsvoorschriften
van het vigerende bestemmingsplan "uitbreidingsplan in hoofdzaak",
i.e. de overgangsbepaling van toepassing zijn en voor het gebied,
waarin dit perceel is gelegen, een voorbereidingsbesluit geldt,
behoort de bouwaanvrage te worden aangehouden.
Ons besluit tot aanhouding van de bouwaanvrage is bij brief
van 9 december 1977 verzonden.
Tegen dit besluit is de heer C.v.d. Miessen in beroep gekomen,
welk beroepschrift op 22 december 1977 is ontvangen. Appellant kan
derhalve in zijn beroep worden ontvangen.
In zijn beroepschrift onder punt 1 stelt appellant, dat
er geen verhindering zou zijn om de bouwvergunning te verlenen.
Hij gaat daarbij echter voorbij aan het doel van het voorbe
reidingsbesluit: voorkomen van ongewenste bebouwing.
Momenteel staat nog niet vast onder welke categorie burger-
woningbouw het onderhavige perceel in het in voorbereiding zijnde
bestemmingsplan voor het buitengebied zal gaan vallen.
Daarom is in dit geval aanhouding imperatief voorgeschreven
in art. 50 van de Woningwet, omdat nog niet op het ontwerp-
bestemmingsplan kan worden geanticipeerd.
Het door appellant aangehaalde artikel 19 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening is hier niet van toepassing, omdat dit
artikel betrekking heeft op het verlenen van vrijstelling van de
voorschriften van het vigerende bestemmingsplan.
Aangezien op het onderhavige perceel de overgangsbepaling
van het vigerende bestemmingsplan van toepassing is, behoeft geen
beroep te worden gedaan op dit artikel.
Overigens is de definitieve bestemming in het ontwerp be
stemmingsplan, hetwelk thans nog het karakter heeft van voor
ontwerp, nog niet bekend.
-Zou-