GEMEENTE HOEVEN
-2-
De oude verordening geldt alleen voor horecabedrijven
met vergunning. In de nieuwe verordening is sprake van het
uitoefenen van enig horecabedrijf e.d.
Het al of niet aanwezig zijn van een vergunning is voor de
belastingheffing niet relevant, omdat het uitoefenen zelf
van een der werkzaamheden als bedoeld in artikel 3> 1e lid,
van de Drank— en Horecawet, het belastbaar feit vormt.
Het belastingtarief is in de ontwerpverordening niet
anders dan in de huidige verordening. De wet laat geen
hogere bedragen toe. Voor verlaging, die binnen zekere
grenzen wettelijk toelaatbaar zou zijn, achten wij geen
reden aanwezig.
De concept-verordening bevat verder de gebruikelijke
bepalingen inzake de mogelijkheid om ambtenaren aan te wijzen
voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende
de heffing en invordering van de belasting, de verplichting
om inzage van de boeken etc. uit te breiden tot de aange
wezen ambtenaren, afschrijving en uitstel van betaling en
een boetebepaling. Soortgelijke bepalingen zijn ook opge
nomen in de Verordeningen Toeristenbelasting en Woon-
forensenbelasting.
De inwerkingtreding van de nieuwe verordening is in het
ontwerp bepaald op 1 januari 1979.
Op grond van artikel 7» lid. 3» van Algemene Wet
inzake rijksbelastingen moet het aangiftebiljet, waarop
betrokkenen hun omzet in sterke drank moeten opgeven, door
uw raad worden vastgesteld. Een concept—besluit met model-
aangifteformulier is bij de stukken ter visie gelegd.
Wij geven u in overweging, te besluiten tot vast
stelling van de verordening en van het aangiftebiljet over
eenkomstig de aangeboden ontwerpen.
De commissie algemeen financieel beheer, ruimtelijke
ordening en recreatie is gehoord.
Burgemeester en wethouders van Hoeven.
Twaalfhoven, burgemeester.
Vergouwen, secretaris.
Agendanr. 5e. Raadsvergadering d.d. 31 augustus 1978.
Onderwerp: Voorstel tot wijziging van grondslag en tarief van de Woonforensen-
belasting en tot tariefswijziging van de Toeristenbelasting m.i.v.
1979-
HOEVEN, 28 juli 1978.
Zoals wij in onze aanbiedingsbrief bij de begrotingen voor het
dienstjaar 1978 reeds hebben aangekondigd, achten wij het wenselijk,
de toeristenbelasting en de woonforensenbelasting met ingang van
1979 enigermate te verhogen in verband met de voortdurende geld
ontwaarding.
Gevolg gevend aan dit voornemen stellen wij u thans voor, de
tarieven van beide belastingen te herzien als hierna is aangegeven.
Voor wat de woonforensenbelasting betreft herinneren wij u
aan hetgeen in de toelichting bij de belastingverordening is mee
gedeeld met betrekking tot de grondslag van de belasting. Zoals
bekend geldt als grondslag de belastbare opbrengst van gebouwde
eigendommen volgens het kadaster. Deze opbrengst wordt in verband
met de invoering van de onroerend-goedbelasting voortaan echter niet
meer door de rijksbelastingdienst vastgesteld. In voormelde toe
lichting schreven wij o.m. dat als grondslag voor de woonforensen
belasting zou kunnen worden genomen de waarde in het economische
verkeer, zoals die voor de onroerend-goedbelasting wordt vastgesteld.
In afwachting van de invoering van de onroerend-goedbelasting is bij
de vaststelling van de Woonforensenbelasting voorlopig als grond
slag gekozen de belastbare opbrengst volgens het kadaster. Nu de
O.G.B. inmiddels is ingevoerd stellen wij u voor de heffingsgrond
slag voor de Woonforensenbelasting daaraan aan te passen.
Als tarief voor de Woonforensenbelasting ware een bedrag per
duizend gulden waarde in het economisch verkeer vast te stellen.
Om te voorkomen dat een aanslag tengevolge van de geringe waarde
in het economisch verkeer voor bepaalde panden zelfs beneden de
perceptiekosten zou blijven, geven wij u in overweging, een vloer
in te bouwen, die een relatie legt met de toeristenbelasting.
Deze belasting is destijds in samenhang met de woonforensenbelasting
ingevoerd.
-De-