-3-
Binnen het Streakgewest functioneert een schoolbegeleidings
dienst, die de autonomie hij de gemeente laat, maar wel dat
gene behartigt, waarin een gemeente niet kan voorzien. Spreker
zegt in dat licht ook de regeling woonwagencentra te wallen
bezien. Uit het voorstel kan worden opgemaakt dat het college
het hartgrondig eens is met een plaatsing van een woonwagencentrum
nabij de kern van de gemeente, waardoor de woonwagenbewoners
in de gelegenheid worden gesteld te integreren. Het college
onderschrijft derhalve de zienswijze van de minister, aldus
spreker.
Ingevolge de leden 2 en 3 "van artikel 26 van de regeling heef
het algemeen bestuur van het woonwagenschap de bevoegdheid meer
dan één centrum, per gemeente voor te schrijven, terwijl het lid
5 van dat artikel bepaalt dat, indien na 6 maanden na de dag,
waarop het overleg met een gemeente is geopend, geen overeen
stemming is bereikt, het algemeen bestuur zelf de beslissing
neemt. Dit houdt in, aldus spreker, dat de gemeente een geweldig
stuk bevoegdheid delegeert naar het woonwagenschap, omdat een
gemeentebestuur zich na 6 maanden dient te conformeren aan de
beslissing van het algemeen bestuur. Spreker zegt van mening te
zijn dat het tot de taak van een gemeente behoort autonoom te
blijven en te proberen datgene wat mogelijk is binnen de gemeente
te houden en zaken, waarin een gemeente niet kan voorzien te
delegeren middels een gemeenschappelijke regeling, zoals zulks
ook is gebeurd bij de schoolbegeleidingsdienst. Voorts deelt
spreker mede het niet eens te zijn met het wijzigen van de oude
regeling, omdat de nieuwe regeling uitgaat van een geheel andere
doelstelling. In de oude regeling stond duidelijk vast welke
gemeente over een woonwagencentrum beschikt. Deze regeling wordt
losgelaten, er worden geen aantallen meer genoemd. Dit houdt in,
aldus de heer Rijsdorp, dat het algemeen bestuur kan bepalen hoe
veel centra er in een bepaalde gemeente moeten worden gevestigd en
hoeveel standplaatsen daarop moeten komen. Spreker zegt het te
betreuren dat de provinciale nota inzake het woonwagenbeleid
niet ter inzage is gelegd. Bij deze nota was een uniform reglement
voor woonwagenschappen gevoegd.
Spreker zegt het wenselijk te achten de oude regeling in te trekken
en daarvoor in de plaats een nieuwe regeling vast te stellen,
zoals deze door het provinciaal testuur wordt voorgesteld.
-De-
De heer Zagers merkt op dat hij niet goed begrijpt waarom de
heer Rijsdorp een parallel trekt tussen de schoolbegeleidings
dienst en het woonwagenschap. Spreker zegt dat zijn fractie
volledig achter het voorstel van burgemeester en wethouders
staat.
De voorzitter deelt mede dat als de raad de voorgestelde wijzi
ging accepteert de gemeente inderdaad bevoegdheden afstaat,
hetgeen vrijwel bij iedere gemeenschappelijke regeling het geval
is
Spreker zegt dat iedere gemeente een evenredig aandeel in de
lasten dient te dragen en dat het daarom noodzakelijk is een
regeling vast te stellen met daarin wat zwaardere bepalingen,
waardoor het algemeen bestuur de mogelijkheid krijgt een ge
meente, die niet of niet voldoende meewerkt aan een evenredige
lastenverdeling, op grond van de regeling te dwingen bij te
dragen aan de gemeenschappelijke lasten. Indien een gemeentebe
stuur het niet eens is met een dergelijke beslissing van het
algemeen bestuur, kan de beslissing aan het oordeel van
Gedeputeerde Staten worden onderworpen, aldus de voorzitter.
In feite is geen enkele gemeente gelukkig met de regeling, maar
met betrekking tot de problematiek rondom de woonwagens is
het belangrijk om binnen de gemeenschappelijkheid bepaalde
verplichtingen af te staan. Spreker zegt dat momenteel wel
willende gemeenten worden gediscrimineerd ten opzichte van ge
meenten die niet mee willen doen. Indien een gemeente beschikt
over een goed centrum betekent dat een extra druk op de woon
wagenplaatsen. Daarom dient een stuk gemeenschappelijkheid te
kunnen worden afgedwongen.
Dat is de hele essentie van de voorgestelde regeling, aldus de
voorzitter.
Voor wat betreft de provinciale nota deelt de voorzitter mede,
dat de discussies daarover nog niet zijn beëindigd.
Voorts deelt de voorzitter mede dat voor de verkrijging van een
subsidie een gemeente dient te zijn aangesloten bij een
gemeenschappelijke regeling. Spreker zegt begrip te hebben voor
het standpunt van de heer Rijsdorp, maar merkt hierbij op dat de
nieuwe regeling een noodzakelijkheid is en dat hier niet kan
worden gesproken over een vrijblijvende regeling.
-Tenslotte-