door deze groep gekozen woonvorm respecteren en daarvoor plaats inruimen. Een eerste aanzet daartoe is de tweede gemeenschappelijke regeling welke u heeft aangegaan hij uw besluit d.d. 31 januari 1974 en die zich ten doel stelt de stichting en exploitatie van woon wagencentra in Westelijk Noord-Brabant, op de overweging dat het ter bevordering van het maatschappelijk welzijn van woonwagen bewoners binnen het gebied van de daarbij aangesloten gemeenten wenselijk is te komen tot een op elkaar afgestemd geheel van voorzieningen. Het uitgangspunt van dit beleid moet weliswaar zijn en blijven dat de schap-gemeenten samen zo goed mogelijk een geïntegreerd woonwagenbeleid in West-Brabant zullen vormgeven en dat er geaccepteerd moet worden dat in de nabije toekomst in alle schap gemeenten een woonwagencentrum tot stand komt, mede om de druk voor de andere partners te verlichten, doch de huidige gemeen schappelijke regeling onderschrijft het voorgestelde spreidmgs- beleid niet. De vigerende regeling denkt immers aan 2 regionale centra met overloopkampen en standplaatsen en geeft slechts een op somming van de woonwagencentra ten tijde van het aangaan van de gemeenschappelijke regeling. Ook eventuele noodzakelijke uitbreiding van het aantal standplaatsen is niet mogelijk zonder de tijdrovende procedure van wijziging van de gemeenschappelijke regeling zelf» Het hierbijgaande ontwerp tot wijziging van de Intergemeentelijke regeling Woonwagencentra West-Brabant biedt deze mogelijkheden wel. Deze regeling gaat ervan uit dat elke gemeente in beginsel- in overleg met het dagelijks bestuur van het woonwagenschap- standplaatsruimte voor woonwagens beschikbaar stelt. Die ruimte kan het schap- uiteraard in overleg met de betrokken gemeenten— naar behoefte invullen. De gemeente blijft de eerst verantwoordelijke voor het be schikbaar stellen van voldoende en acceptabele ruimte, daarna heeft het schap meer invloed dan tot nu toe op de inrichting van het centrum (aantal standplaatsen). -Daarom- Daarom geeft deze regeling een aantal waarborgen voor een zorgvuldige behandeling van deze materie. Toch is de voorgestelde regeling minder ingrijpend dan op het eerste gezicht lijkt, daar in dit geval in 14 gemeenten al woon wagens staan. Het komt in hoofdzaak hier op neer dat de bewoners van net name de kleinere kampjes na vaststelling van deze wijziging wettig in hun gemeente kunnen blijven wonen. Daarnaast houdt de wijziging rekening met een soepel inspelen op een eventueel toenemen van de behoefte aan standplaatsen. De kern van de wijziging is dat elke gemeente naar vermogen steun verleent bij het verwerkelijken van het spreidingsbeleid en van daaruit bij het streven de woonwagenbevolking van minderheids groep in onze samenleving te verheffen tot deelgroep van onze samenleving. Naast het beoogde spreidingsbeleid worden tevens een aantal andere wijzigingen voorgesteld in de huidige regeling, waarvoor wij kortheidshalve verwijzen naar de artikelsgewijze toelichting op het ontwerp, die in het agenda-dossier voor u ter inzage is gelegd. Wij stellen u voor te besluiten tot wijziging van de Inter gemeentelijke regeling woonwagencentra West-Brabant zulks conform de voor u bij de stukken ter inzage gelegde ontwerp-wijziging. Met betrekking tot de stand van zaken aangaande het woonwagen- centrum in onze gemeente kunnen wij u hetvolgende mededelen. Bij brief van 8 april 1976 nr. II46/B-R0 hebben wij het college van gedeputeerde staten gevraagd om- nu alle pogingen om een andere locatie te vinden, geen resultaat hebben opgeleverd- alsnog met de huidige locatie te willen instemmen en te bevorderen dat het ministerie van C.R.M. subsidie zou verlenen voor de noodzakelijke renovatie van het huidige centrum. Het college van gedeputeerde staten deelde ons bij brief d.d. 4 augustus 1976 mede, dat zij ernstige twijfels hebben met be trekking tot de sociale afstand van het centrum en dat zij dan ook eerst kennis wensen te nemen van het oordeel van C.R.M. alvorens tot een beslissing te komen. Daar C.R.M.- voor zover ons bekend- nog steeds geen standpunt heeft ingenomen en wij toch op korte termijn graag meer duidelijk heid in deze kwestie zouden willen zien, hebben wij aan het -college-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1977 | | pagina 37