s-
-2-
De voorzitter verwijst naar het eveneens ter inzage gelegde
verslag van de bijeenkomst van de afgevaardigden van de sport
verenigingen, waaruit duidelijk blijkt dat al het mogelijke
is gedaan om Bosschenhoofd te doen vertegenwoordigen. Spreker
zegt dat het college, gelet op de gevolgde gang van zaken,
heeft gemeend niet van de voordracht te moeten afwijken, temeer
niet omdat wethouder van den Bosch vanuit het college in die
commissie zitting zal nemen, waardoor de belangen van de
Bosschenhoofdse sportverenigingen op goede wijze kunnen
worden behartigd.
4.) Wijziging gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningsschao.
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel be
sloten.
5.Hemen van een beslissing op het beroep van de heer J.G.C.
Machwirth, tegen het besluit tot weigering van een bouwver
gunning.
De heer Broos merkt op dat aanvrager uit een oogpunt van
dierenbescherming en verfraaiing van het landschap zijn ver
zoek heeft gedaan en dat het juridisch niet aanvaardbaar is
de vergunning te weigeren.
De voorzitter antwoordt hierop dat het verlenen van de bouw
vergunning in strijd is met de voorschriften van het vigerende
bestemmingsplan.
De heer Zagers zegt dat het verslag van de commissievergadering
waarin de heer Machwirth gehoord is, niet bij de stukken ter
inzage lag.
Hierop deelt de voorzitter mede dat als gevolg van de zeer
drukke werkzaamheden het ter inzage leggen van het verslag
vermoedelijk over het hoofd is gezien en verzoekt de raads
leden het ontbreken van bepaalde stukken tijdig aan hem
of de secretaris te melden, zodat de stukken alsnog kunnen
worden gecompleteerd.
De heer Rijsdorp merkt op dat een dergelijke vergadering
exact zou moeten worden genotuleerd.
-Wethouder
Wethouder van Eekelen brengt verslag uit van de hoorzitting
en deelt mede dat er geen nieuwe gezichtspunten naar voren
zijn gekomen en dat hij er van overtuigd is dat de heer
Machwirth de vergadering heeft verlaten met de wetenschap dat
er voor hem nog wel mogelijkheden zijn tot het bouwen van een
paardenstal indien inderdaad de oppervlakte wordt verkleind.
De heer Krijnen merkt op dat hij die overtuiging niet is toege
daan en verklaart zich tegen het voorstel.
De voorzitter vraagt de heer Krijnen op grond waarvan deze het
beroep gegrond wil verklaren.
De heer Krijnen antwoordt hierop dat hij, evenals zijn mede
commissieleden, alsmede de heer Machwirth een andere mening
zijn toegedaan dan de wethouder thans verkondigt.
De voorzitter deelt mede dat de commissie tot taak heeft de
appellant te horen en te onderzoeken waar precies de knelpunten
zitten.
De heer Huijten zegt dat de raad niets anders kan doen dan het
beroep ongegrond te verklaren en verzoekt in het ontwerp-
bestemmingsplan voor het buitengebied mogelijkheden te creëren
om de oppervlakte aan bijgebouwen te vergroten.
De voorzitter deelt mede dat de heer Machwirth nog twee
mogelijkheden openstaan t.w. de wet A.R.O.B. of het bouwplan
aanpassen aan het bestemmingsplan.
De heer Rijsdorp verklaart zich tegen het voorstel, omdat daarin
geen alternatief is aangedragen voor het bouwplan.
De voorzitter antwoordt hierop dat de raad moet toetsen of de
overwegingen van het college juist zijn.
Op voorstel van de heer Zagers wordt hierna tot stemming over
gegaan.
Vóór het voorstel stemmen de leden: Taks, Krijnen, Broos, Buijs,
Oomen, van Nijnatten, Nuijten, van den Bosch, van Eekelen
en Koevoets.
-Tegen-