-4-
Niet dat ik weet mijnheer Eerstens.
Als het familie van mij zou zijn, dan had ik een ander ge
vraagd die zaak af te wikkelen.
Dat kan ik u verzekeren.
Helaas heeft dhr. Moerings nooit het gehele perceel aan dhr.
van Hoof willen verkopen.
Dhr. van Hoof zou het dan ongetwijfeld beter hebben gedaan dan
ondergetekende, die nu bij Gedeputeerde Staten op een schandalige
wijze wordt voorgedragen.
Iemand waarvan dhr. van Hoof zich afvraagt of hij door onderlinge
afspraken en manupulaties het slachtoffer is geworden.
Iemand die wanneer men hem vraagt hoe hij aan een dergelijke
redenering kwam (aldus de brief) het antwoord schuldig blijft.
Iemand die door een onbegrijpelijke handelswijze een perceel
uit handen heeft genomen van dhr. van Hoof en heeft doorverkocht
aan een buitenstaander.
Waarom zo'n haast? aldus de brief van dhr. van Hoof.
Haast I zelfs het week-end heb ik er aan opgeofferd om alle
voorlopige koopovereenkomsten tijdig bij de raadsstukken te kunnen
voegen, zodat de raadsleden exact konden zien aan wie de grond
2
zou worden verkocht, hoeveel m en voor welke prijs.
Het is u bekend dat ik er op sta dat u als raadsleden, zoveel
en zo goed mogelijke informatie ter beschikking hebt.
Dat was ook nu het geval.
Mijn bijdrage aan een volledige informatie had ik tijdig gereed.
IJ bent niet bij de neus genomen, Mijnheer Eerstens, u bent fout,
u had de stukken kunnen en moeten inzien.
had eerlijk moeten zijn en aan dhr. van Hoof moeten zeggen,
dat het aan uw aandacht ontsnapt was. Maar dat is moeilijk
Dan liever van Eekelen voor de bijl.
Ik kan geen grond kopen- en verkopen voor de gemeente.
Dat is aan de raad om tot aan- en verkoop te besluiten.
De raad besluit, niet ik.
Mijnheer de voorzitter, ik heb me voor deze zaak ingezet met
goede bedoelingen, zowel voor de gemeente- als voor de gemeenschap,
daarbij rekening houdend met zoveel mogelijk belangen van
anderen.
Ik zal bij Gedeputeerde Staten graag een verklaring afleggen, een
toelichting geven.
-Dat-
Dat zal ik doen zonder iets te verbloemen, evenals ik dat heb
gedaan aan het college, in de commissie vergadering van Open
bare Werken en de andere raads-commissie en aan de raad voor
en tijdens de behandeling van deze zaak.
De heer Eerstens deelt mede dat hij zijn opmerking met be
trekking tot het feit dat wethouder van Eekelen familie zou zijn
van mej. Leijs terugneemt. Spreker zegt dat als er in het
Dagblad De Stem staat dat de raadsleden bij de neus zijn ge
nomen, hij daarvoor niet verantwoordelijk is, omdat dat artikel
is opgemaakt door een verslaggever. Voorts deelt spreker mede
dat in de vergadering van de commissie Algemene Zaken duidelijk
is gevraagd of er met de heer van Hoof contact was opgenomen en
dat daarop is geantwoord dat de heer van Hoof geen belangstelling
had om de grond aan te kopen.
Hierop vraagt wethouder van Eekelen wie van de raadsleden deze
opmerking ook hebben gehoord, op welke vraag door niemand
wordt gereageerd.
De heer Eerstens deelt mede niet verder op deze zaak te willen
ingaan maar dat deze transactie bij hem een wansmaak heeft
achtergelaten. De voorzitter wijst de heer Eerstens er op, dat
geen enkele aanleiding daartoe aanwezig kan zijn.
De heer Nuijten merkt op dat hij volledig achter het beleid
van wethouder van Eekelen staat en stelt voor de discussie te
sluiten.
De heer Eijsdorp deelt mede met verbazing van de brief van de
heer van Hoof en van het artikel in de krant te hebben kennis
genomen. Spreker zegt volkomen achter het beleid van wethouder
van Eekelen te staan en van mening te zijn dat wethouder van
Eekelen deze zaak op een integere wijze heeft behandeld.
Naar aanleiding van het gestelde op pagina 5 van de notulen
vraagt de heer Broos of de subsidie ad f 400.000,voor het
overdekte recreatiezwembad nog zal worden verkregen.
De voorzitter antwoordt hierop dat hij goede hoop heeft dat deze
subsidie zal worden toegekend en dat de provincie zich volledig
achter het gemeentebestuur heeft geschaard.
Naar aanleiding van het gestelde op pagina 16 houdt de heer
Erijnen hetvolgende betoog:
-Mijnheer-