gemeente Hoeven
Agendanr. 7, Raadsvergadering d.d. 30 januari 1975»
Herziening medewerkingsbesluiten ombouw c.v.-installaties scholen
Onderwerp: en -beschikbaarstelling kredieten.
HOEVEN, 3 januari 1975»
Bij besluit van 31 oktober 1974 hebt u medewerking verleend aan de
overschakeling van oliestook op aardgas voor de c.v.-installaties in de
Mariaschool voor lager onderwijs en in de Mariakleuterschool te Hoeven.
Uw medewerking beperkte zich overigens, rekening houdende met de be
staande jurisprudentie, tot de verandering van inrichting.
Inmiddels heeft de inspecteur van het kleuteronderwijs ons in
kennisgesteld van de herziening van zijn aanvankelijke standpunt, dat
ten volle rekening hield met de gevestigde jurisprudentie. Ha overleg
zowel met het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen als met het
provinciaal bestuur van Noord-Brabant heeft hij meegedeeld, er alsnog
mee akkoord te gaan, dat ondanks de bestaande jurisprudentie de gemeente
de kosten van vervanging van oliegestookte c.v.-ketels door gasgestookte
ketels via artikel 50 van de Kleuteronderwijswet voor haar rekening
neemt.
De inspecteur van het lager onderwijs handhaaft echter zijn aan
vankelijk standpunt, dat het niet juist is, medewerking op grond van
art. 72 van de Lager-onderwijswet 1920 te verlenen ten behoeve van de
vervanging van een versleten oliegestookte c.v.-ketel door een gasge
stookte c.v.-kachel. Zijn opvatting vindt steun in de jurisprudentie.
De afwijkende standpunten van de inspecteurs maken een keuze m.b.t.
de concrete aanvragen onafwendbaar. Het is duidelijk, dat de gemeente
niet de ene aanvraag kan honoreren en de andere afwijzen, nu het in beidt
gevallen gaat om de omschakeling van olie op aardgas en de ketels in
beide gevallen achttien jaar oud zijn.
De gevestigde jurisprudentie gaat ervan uit, dat de schoolbesturen
voor de vervanging van o.a. de c.v.-ketels een reserve vormen uit de
jaarlijkse middelen. Deze middelen bestaan uit de vergoeding por leerlinr
die ze ontvangen van de gemeente op grond van artikel 101 van de Lager-
onderwi jswet 1920, respectievelijk uit de vergoedingen krachtens art. 39
van do Kleuteronderwijswot. De eerste vergoeding wordt door de gemeente
vastgesteld, terwijl de tweede wordt bepaald door de minister van Onder
wijs en Wetenschappen.
- Dat -