-4- -5- De voorzitter antwoordt hierop dat dat laatste niet mogelijk is omdat het "bedrag per leerling voor alle lagere scholen in de gemeente gelijk moet zijn. Spreker zegt van mening te zijn dat een aanvrage ex artikel 101 ter niet van invloed mag zijn op de vaststelling van het bedrag per leerling. De heer Rijsdorp deelt mede blij te zijn met de verkregen uitge breide informatie en kennisgenomen te hebben van de nota van het schoolbestuur. Spreker zegt de bedragen per leerling welke door diverse gemeenten worden toegekend te hebben vergeleken en dat hem daarbij is opgevallen dat de gemeente Hoeven niet de hoogste uitkering toekent. Spreker acht het een belangrijk punt dat het schoolbestuur in haar begroting een bedrag opneemt voor onder houd van schoolgebouwen, van verwarming, enz., en dat in een begroting een bedrag wordt opgenomen voor de aanschaf van onder wijsmiddelen. Spreker acht het van groot belang dat het school bestuur een volle pagina heeft gewijd aan het didactisch ver nieuwingsproces. Spreker vraagt of per lokaal kan worden nage gaan of een hoger bedrag kan worden uitgekeerd, zegt blij te zijn dat het college van burgemeester en wethouders de nota heeft aanvaard en spreekt de hoop uit dat volgend jaar nog meer gegevens kunnen worden verstrekt. De voorzitter antwoordt hierop dat als het doorvoeren van ver nieuwingen voor het schoolbestuur financiële consequenties zal hebben, daarover altijd kan worden gesproken. Spreker acht een vergelijking met andere gemeenten erg moeilijk en zegt zulks ook al te hebben geprobeerd via gegevens, verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Hierna wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 9.Verlaging tarief onroerend-goedbelastingen. Haar aanleiding van dit voorstel houdt de heer Krijnen het- volgende betoog: Meneer de voorzitter, na bestudering van uw prae-advies, zijn bij ons de bestaande vraagtekens t.a.v. de onroerend-goedbelas- ting nog groter geworden. Wij vinden het o.a. merkwaardig dat er een totale opbrengst van 498*000»verwacht wordt, terwijl de begroting vermeldt, dat voor 1976 f 46O.OOO,geraamd is. Als we daarna volgens de vermelde normen het tarief berekenen met een opbrengst van 460.000,komen we tot de ontdekking dat 12,94 per 3.000,— zelfs nog 1,~ te veel is. - Juist - Juist daarom, voorzitter, vindt onze fractie de vraag gerecht vaardigd waar de 38.000,— meeropbrengst, z'n argumentatie vindt Verder, meneer de voorzitter, bestaat bij ons de behoefte om in te gaan op de uitsplitsing van het bedrag van 46O.OOO,als totale opbrengst zoals vermeldt in uw prea-advies van 28 november 1974. In "H0-EVEW" van augustus *75 schrijft u, en ik citeer: "Om een juiste vergelijking te kunnen maken moet het totale bedrag aan belastingen, dat in 1974 verschuldigd is, vermeerderd worden met 11 "fo voor 1975 en een even zo groot percentage voor 1976". Wel nu, meneer de voorzitter, bij elke representatieve steekproef blijkt, dat het belastingbedrag hoger is dan de uitkomst van die vergelijking. Gerechtvaardigd wordt een gedeelte van dat verschil natuurlijk, omdat de bedragen voor taxatie en hertaxatiekosten en het ver schuldigde bedrag aan het rijk van 5»580»~~ in de opbrengst geïndexeerd zijn. Maar enigszins vreemd, voorzitter, vinden wij de post ad 40.000,zijnde de personeelskosten, waarover wij graag een nadere precisering zouden.hebben. Verder rijst bij ons de vraag of deze post incidenteel is of gebouwd is in de structuur van de belasting. Als derde en laatste punt, voorzitter, moet ons toch van het hart, dat onze fractie de voorlichting aan de bewoners t.a.v. de onroerend-goedbelasting, toch als enigszins ondoordacht moet kwalificeren. Een voorbeeld kan duidelijkheid verschaffen over wat we daarmee bedoelen te zeggen. Ik wil, voorzitter, daarvoor nog eens iets citeren uit het informatieblad H0-EVEH. U schrijft in de editie van november '74 letterlijk: "Wij geloven overigens niet, dat er reden is voor ongerustheid. Het totale bedrag van onroerend-goedbelasting is immers practisch gelijk aan de totaalsom van de vier belastingen die gaan verdwijnen". Daarmee, voorzitter, zegt u, en wij stellen het dan misschien wel zwart/wit, maar inhoudelijk van gelijke strekking, dat u vindt, dat 415.835,75 practisch gelijk is aan 498.000,Een ver schil van 84.164,25. Hogmaals, voorzitter, wij willen persé geen spijkers op laag water zoeken, maar u moet zich realiseren dat dit bij de inwoners wel eens in het verkeerde keetgat zou kunnen schieten. - Immers -

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1975 | | pagina 361