Vele gemeenten likken hun vingers af als ze een bestemmingsplan
kunnen en mogen ontwikkelen met een bebouwingsdichtheid van 17,6
woningen per ha, vele gemeenten proberen het aantal meters rijweg
m een plan tot een minimum te beperken, enerzijds vanwege de kosten,
anderzijds om rust in het gebied te bewaren, Niet in Hoeven.
600 meter eg zonder bebouwing is maar heel gewoon nog eens 300
meter langs de zuidzijde van het plan. Weningen in een lange rechte
rij of vroonhoven, waar men door heen most rijden om bij de daarachter
liëftoOiiclö I'/oningn gg iccuiGn zijn cii gvgai iTycicii
Waarom toch al d.i e doorverbindingswegen, waarom toch die vlakke
structuur in dit plan? Wij moeten ons realiseren dat een bestem-
mingsplan een woongebied omvat dat voor reeksen van jaren vastligt
en waaraan de bewoners voor een gelijk aantal jaren gebonden zijn.
Het zullen wel allerlei oorzaken zijn die aanleiding hebben gegeven
tot deze lange voorbereidingsprocedure, Derhalve ook tijd genoeg,
misschien wel tijd te veel gehad om het goed te doen.
Op een gegeven moment wordt men dan ook nog nieuwsgierig naar de
erploitatie-opzet van het plan. In het betreffend rapport bij dit
plan wordt dan ook hiervoor verwezen naar de desbetreffende bijlage.
Deze bijlage, voorzitter, was niet bij de stukken. Waarom eigenlijk
niet?
Het plan omvat tevens een terrein voor bijzondere bebouwing. U
motiveert dit o.a. in uw voorstel door te wijzen op het aantal
kleutertjes (65) en basisleerlingen (160) uit de gehele uitbreiding
Julianastraat-Zuid. Hoeveel hiervan zijn in uw schatting opgenomen
en moeten nog in Hoeven komen wonen. Immers, ai deze leerlingen zijn
thans toch ondergebracht op de bestaande scholen. Het thans aan de
orde zijnde deelplan omvat slechts 160 woningen, 11 fó van 160 x 3,4
28 2 lokalen basisonderwijs, 80% van 3,7% van 544 16 leerlingen,
derhalve nog geen halve klas. Uw motivering op dit punt lijkt mij dan
ook nogal twijfelachtig.
Uw motiveringen van de punten 5 en 6 uit uw voorstel op blz. 3 geven
mij het gevoel het plan van do stedebouwkundige recht te praten en
voorbij te gaan aan wat krom is.
Mijnheer de voorzitter, ten aanzien van de bebouwingsvoorschriften
nog twee opmerkingen;
m lid II, par. Ill, wordt verwezen naar lid A 1-5, art. 4. Ik mag
het mogelijkerwijs niet goed hebben begrepen, maar naar mijn
gevoel moet het zijn lid A 1-65
2. m artikel 10, lid A 4, wordt door de stedebouwkundige gesteld
dat "de gevels evenwijdig aan, dan xvel 90° oP de op het plankaart
aangegeven bebouwingsrichting gebouwd moeten worden".
- Waarom