-18-
Hierna vraagt de heer Kerstens aan de heer van Eekelen of er een
regeling is getroffen voor de schade die de bewoners van De Heul
hebben geleden in verband met de zandtransporten ten behoeve van de
reconstructie van de rijksweg.
De heer van Eekelen antwoordt hierop dat dit geen zaak is van de
gemeente maar van de eigenaar van het transportbedrijf. De gemeente
kan m deze moeilijk de schuld worden gegeven, aldus de heer van
Eekelen. Spreker deelt voorts mede dat de eigenaar van het trans
portbedrijf van gemeentewege is gesommeerd de weg te herstellen en
dat het bedrijf een waarborgsom in de gemeentekas heeft gestort.
De voorzitter haakt hierop in met de opmerking dat geen eisen kunnen
worden gesteld aan het maximum tonnage wanneer over de wegen mag
worden gereden, omdat De Heul een quartaire weg is. Teneinde de
geleden schade vergoed te krijgen dient men een schadeclaim in te
stellen bij de rechter, aldus de voorzitter.
Voorts deelt de voorzitter in dit verband mede dat, omdat De Heul
met als B-weg kon worden aangewezen, er met de eigenaar van het
transportbedrijf duidelijke afspraken gemaakt zijn.
Ook deelt spreker mede in het geheel niet gelukkig te zijn met de
zandtransporten binnen de gemeente. Het college van Gedeputeerde
Staten geeft echter de vergunningen af, aldus de voorzitter, en
ofschoon de gemeente regelmatig afwijzend adviseert, worden de ver
gunningen toch verleend. De gemeente kan alsdan alleen nog de wegen
aanwijzen waarover het aanrijden en het afvoeren van zand dient te
geschieden, aldus de voorzitter.
Onder verwijzing naar de aan de raadsleden toegezonden suggesties
met betrekking tot het indienen van vragen, deelt de voorzitter mede
dat hij het op prijs zou stellen bij een volgende gelegenheid de
mening hierover van de raadsleden te vernemen. Spreker zegt met
belangstelling de schriftelijke reacties van de raadsleden c.q.
-fracties tegemoet te zien. Voorts deelt spreker mede dat, als de
raadsleden met de voorgestelde gedragsregels kunnen meegaan, zij
zich in de toekomst ook inderdaad aan die regels zullen moeten
houden, omdat anders het stellen van die regels weinig zin heeft.
De heer Broos gaat nog even in op het betoog van de heer van
Nijnatten en deelt voorts mede dat hij de taxaties voor de
onroerend-goedbolasting te hoog vindt.
voorzitter antwoordt hierop dat de taxateurs voor de onroerend-
elasting opdracht hebben gekregen de waarde van de onroerende
goederen minimaal te schatten.
- De -