-5-
Het wil ons voorkomen, dat het merendeel van de in onze gemeente
gelegen ongebouwde gronden bedrijfsmatig als cultuurgrond wordt geëxploi
teerd. Het heeft daarom weinig zin de ongebouwde eigendommen in de nieuwei
belasting te betrekken. Be lage opbrengst zal zeker in geen verhouding
staan tot de perceptiekosten.
Be invoering van de onroerend-goed-belasting vraagt een omvangrijke
administratieve voorbereiding, waarin begrepen de inventarisatie van het
onroerend goed, van de zakelijk gerechtigden en van de gebruikers.
Bovendien zullen gegevens moeten worden verzameld of vervaardigd met
betrekking tot de waardebepaling van elk onroerend goed.
Het is daarom van belang, dat zo spoedig mogelijk door uw raad
wordt beslist, welke grondslag voor de onroerend-goed-belasting zal
gelden. Be belasting zelf zal uiterlijk 1 januari 1979 moeten ingaan.
Om financiële redenen verdient het echter aanbeveling de nieuwe belas
ting eerder in te voeren.
Beze grondslag naar naar onze mening zoveel mogelijk moeten voldoen
aan de volgende voorwaardens
a. de grondslag moet zo objectief mogelijk zijn?
b. de onderlinge verhouding tussen de waarden van de onroerende goederen
moet zo juist mogelijk worden weergegeven?
c. de grondslag moet voor de belastingplichtigen begrijpelijk zijn?
d. de grondslag moet zo eenvoudig mogelijk en tegen een zo laag moge
lijke kostprijs kunnen worden bepaald?
e. de grondslag moet zo mogelijk kunnen worden ontleend aan bestaande
gegevens
f. de perceptiekosten van de belasting moeten door de keuze van de
grondslag niet extra worden verhoogd.
Be heffingsgrondslag "oppervlakte van het onroerend goed" lijkt
een redelijk objectieve grondslag. Be wet eist echter dat deze grondslag
wordt vermenigvuldigd met factoren naar aard, ligging, soort gebruik en
kwaliteit van het onroerend goed, teneinde op benaderende wijze rekening
te kunnen houden met de verschillen in waarde in het economische verkeer.
Boor deze wettelijke eis wordt de objectiviteit van de grondslag,
dunkt ons, sterk gerelativeerd. Be mate van objectiviteit hangt nu
immers af van de mate waarin men erin slaagt om de vermenigvuldigings
factoren zodanig vast te stellen, dat zij aan die objectiviteit geen
afbreuk kunnen doen. Tenminste twee van de correctiefactoren, nl„
ligging en kwaliteit, zijn op zichzelf weinig objectieve begrippen. Wat
voor het ene onroerend goed een gunstige ligging is, kan voor het andere
volstrekt niet opgaan. Wat de één goede kwaliteit noemt, vindt de ander
hoogst twijfelachtig.