gemeente Hoeven
Agendanr. 1 3
Raadsvergadering d.d. 29 naart 1973»
Onderwero: Voormalig Posthuis aan de Oude Antwerpsepostbaan.
HOEVEN, 23 naart 1973»
Om te komen tot een verbetering' van de in onze gemeente gelegen
kruisingen net de provinciale weg Etten-Leur/Oudenbosch heeft de laatste
jaren veelvuldig overleg plaats gehad net het provinciaal bestuur en de
provinciale diensten.
Dit overleg heeft inderdaad resultaat afgeworpen voor wat betreft
de verbetering en reconstructie van de aansluiting St.Janstraat/provinci
ale weg en de kruising Hofstraat-Moleneindsestraat/provinciale weg.
Ten behoeve van de verbetering van de kruising Kruisstraat ging
de provincie over tot aankoop van het café van van de Lindeloof en van
het voormalig posthuis (laatstbedoelde aankoop krachtens besluit van de
gedeputeerde staten d.d. 11 februari 1970)»
Mede r,iet het oog op de precaire verkeerssituatie ter plaatse deed
de hoofdingenieur-directeur van de provinciale waterstaat tijdens een
op 4 naart 1970 gehouden bespreking, aan de voorzitter van ons college
nogmaals de toezegging, dat de aankoop van de te anoveren panden net
spoed zou worden afgedaan en de reconstructie snel zou worden uitgevoerd.
Nadat in 1968 een ontwerp-aanvullende lijst van beschermde monu
menten werd toegezonden, waarop het voormalig posthuis voorkwam,
ontvingen wij, zonder dat ter zake vooroverleg had plaats gehad op
7 april 1970 de mededeling, dat de Minister van Cultuur, Recreatie en
Maatschappelijk Werk bij beschikking van 6 april 1970 nr. O/MA-155-966
die aanvullende monumentenlijst had vastgesteld.
Bij brief van 10 april d.a.v. stelden wij de hoofdingenieur
directeur van de provinciale waterstaat hiervan in kennis net verzoek
ons per omgaande van bericht en raad te dienen. Bij brief van 24 juni
1970 deelde de hoofdingenieur-directeur ons mee dat de gedeputeerde
staten op korte termijn een verzoek tot de minister zouden richten om
het pand van de aanvullende monumentenlijst af te voeren. Een afschrift
van de betreffende brief zou aan ons worden toegezonden waarbij aan ons
zou worden verzocht om ook onzerzijds een dergelijk verzoek te doen.
Het aangekondigde afschrift van die brief hebben wij echter nooit
ontvangen en, naar later bleek, hebben de gedeputeerde staten dan ook
nimmer een verzoek om afvoering ingediend.
Omdat