L
Beantwoording vragen van de heren van den Bosch en Broos.
Vraag.
Beiden volgen wij met ongerustheid; de ontwikkelingen rondom de Para
vereniging E.H.P.C., waarbij het vooral gaat om het toegewezen worden
of in gebruik krijgen van een aanvaardbaar springterrein.
Uit de ten onze dienste staande gegevens, blijkt er een groot gevaar
te bestaan voor de verdere bestaansmogelijkheden van deze vereniging.
Wij vernamen o.a. uit het bestuur van de E.N.P.C.s
a. Bat eventuele springmogelijkheden op het vuilnisbelt pas plaats
konden vinden omstreeks maart 1974»
b. Be aangrenzende percelen evenmin in aanmerking kwamen i.v.m. de
adsurde pachtprijs van 1.000,-- per ha zonder een enkel gebruiks-
genot te verkrijgen.
c. Be u bekende percelen in de Bovenstraat niet in aanmerking zouden
komen als tijdelijk springterrein.
d. Bat er door uw college een springverbod zou zijn opgelegd, betreffen
de (het huidige springterrein)dit in tegenstelling met het in één
der vorige vergaderingen ingenomen standpunt dat een springstop niet
zou worden opgelegd.
e. Het aanvang nemen van de springcursussen van urgent belang is voor
de financiële toestand van de vereniging.
Gezien de belangrijkheid van deze vereniging welke door uw college
reeds zo dikwijls is toegelicht, verzoeken wij u dringend, al die
stappen en of beslissingen te nemen welke het voortbestaan van deze naar
onze gemeente gehaalde E.N.P.C. voor 100waarborgen.
Met vjrtrouwen in uw deskundigheid in deze.
Antwoords
1Verwezen moge worden naar de beantwoording van de omtrent deze
aangelegenheid gestelde vraag door de heer Kerstens.
2.) Uw informatie, dat reeds een verbod zou zijn uitgevaardigd om het
terrein in Julianastraat-Zuid nog verder te gebruiken, is onjuist.