m •il Tijdens de begrotingsbehandeling in afdelingen heb ik zware kritiek geuit op de behandeling van de zg. E-werkers. Ik heb erop gewezen, dat de uitgavenpost voor deze werken, de loonsomfactor dus, even groot is als de subsidie, die het Ministerie betaalt per gewerkte manweek, Uw op merking, dat personeelsleden van Gemeentewerken jaloers zijn op de hoge beloning van deze oudere werklozen, heb ik van de hand gewezen. Als insider, bekend met de salariëring van het personeel van Gemeente werken, is mij nl. bekend, dat niemand jaloers behoeft te zijn op een "beloning" van nog niet f 1100,bruto per maand. Verder onderzoek heeft mij opgeleverd, dat enkelen meenden, dat deze groep E-werkers die ik op het oog heb, nl. de werkers in algemene dienst, niet de bouwvakkers of de straters, de loonregeling van het overheidspersoneel volgden. Twee jaar gelegen was dat zo; toen werd een inmiddels vervallen loon regeling gevolgd. Desondanks werd aan deze mensen TOEN een redelijk tot goed loon betaald, wat zijzelf beaamden. Ontevredenheid die geuit werd had betrekking op bijv. doorbetaling bij ziekte, een kwestie die nu opgelost schijnt te zijn, nu volgens een mij gedane toezegging geval voor geval door B„ en zal worden bezien» Maar toen ook, vóór juli 1971» kon het voorkomen, dat gemeentewerkers lager bezoldigd waren dan deze groep. Na 1 juli 1971 is er een drastische herziening gekomen van het Bezoldigingsbesluit voor het overheidsperso neel en werden de rollen omgekeerd. Sinds januari 1972 zijn de lonen in het algemeen sterk gestegen, nl. met ca. 30$. Door niet langer toe passen van een ambtelijke loonschaal, maar betaling volgens de c.a.o.- regeling van de landbouw, hebben de lonen van deze E-werkers een stijging ondergaan van nog niet 15$! Er kan dus niet meer gesproken worden van een goed loon. Deze mensen moeten dus nu schijnbaar inlopen wat zij indertijd teveel zouden hebben ontvangen. Ik wil er op wijzen, dat of de Rijkssubsidie per gewerkte manweek toen minder bedroeg dan de loonsom, of dit subsidie sindsdien maar een geringe wijziging heeft ondergaan. In het eerste geval stel ik mij op het stand punt, dat wat toen kon ook nu mogelijk moet zijn, dus loonsom hoger dan het subsidie. In het tweede geval zou de schuld indirect liggen bij het Ministerie, dat de gemeenten dan in mindere mate tegemoet zou komen in de kosten ter bestrijding van de werkloosheid. Maar dat mag dan niet op de betrokkenen worden verhaald. Ik zie een rechtvaardig loon niet in de grootte van het wettelijk minimumloon of ca. 10$ daarboven, maar in een bedrag, waarmee redelijkerwijs een gezin geacht kan worden toe te komen. Meningen hierover kunnen verschillen, dat is overduidelijk gebleken.

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1973 | | pagina 313