-3- Deze belasting immers treft diegenen, wier pand op de gemeentelijke riolering kan worden aangesloten. De heffing van een bijdrage als bedoeld in art. 17, tweede lid, var de Wet verontreiniging oppervlaktewateren treft de vervuilers, i.e. diegenen, die afvalstoffen op oppervlaktewateren lozen via gemeentelijke zuiveringsinstallaties. Zijn het bij de rioolbelasting de eigenaren, die worden belast, bij de heffing van de zuiveringsbijdrage gaat het om de bewoners, derhalve eigenaren en huurders. Omdat de eigenaarslasten echter plegen te worden afgewenteld op de huurders, wordt in beide systemen tenslotte toch dezelfde categorie belast, nlde bewoners. hog om een andere reden achten wij het raadzaam, het tarief van de rioolbelasting te herzien. Zoals wij in de aanbiedingsnota bij de ontwerp-begroting 1973 reeds schreven, is de afstand tussen het thans geldende rioolbelastingtarief en het tarief volgens de rijksnorm voor gemeenten, die een aanvullende bijdrage op grond van de Financiële Ver- houdingswet vragen, bijzonder groot. Het rioolbelastingtarief voor woon huizen is 35, de rijksnorm voor 1973 bedraagt 132,--. Met ingang van 1971 hebt u een eerste stap gezet om het verschil tussen beide polen te verkleinen. Wij achten het verstandig, thans een tweede stap in die richting te zetten. Bij een tariefsverhoging van ongeveer 75$ zal een belastingopbrengst worden verkregen, die voldoende is om de door de gemeente aan het waterschap "West-Brabant" verschuldigde bijdrage vrijwe volledig te dekken. Wij stellen u daarom voor, de tarieven, vermeld in artikel 8, tweede lid, van de Verordening straat- en rioolbelasting 1971" met ingang van 1 januari 1975 te wijzigen als volgt a. een woonhuisg2 50 b. een winkel, landbouw-, tuinbouw-, veeteelt- of pluimvee- bedrijf eventueel annex woongelegenheid 80 c. een inrichting als bedoeld in de Drank- en Horecawet, caretaria's en slachterijen, eventueel annex woonhuis... 125, d. hotels, pensions, huisvesting biedende aan maximaal 10 personen. 1 50 en telkens per 10 personen 20,-- meer e. schoolgebouwen en daarmee qua grootte gelijk te stellen gebouwen250 f. een fabriek of werkplaats, waarin werkzaam zijn: 1minder dan 5 personen h qq 2. meer dan 5, doch ten hoogste 20 personen no, 3- meer dan 20, doch ten hoogste 40 personen 130,-- 4. meer dan 40, doch ten hoogste 60 personen 160, 5. meer dan 60doch ten hoogste 80 personen 200,-- - 6. -

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1972 | | pagina 283