gemeente Hoeven
g 7« Raadsvergadering d.d. 26 november 1970»
Oncerwerp. Uitkerings- en pensioenverordening wethouders.
HOEVEN, 9 november 1970.
Op 1 januari 1970 is in werking getreden de Algemene Pensioenwet
Politieke Ambtsdragers (kortweg genoemd Appa), die o.m. voorschrijft
dat de eventueel bestaande verordeningen op het stuk van wachtgelden'
en pensioenen voor wethouders vódr januari 1972 moeten worden aan-
gepast aan de bepalingen van de nieuwe wet.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft een model voor een
regeling ontworpen» waarvoor als leidraad heeft gediend de concept
regeling voor leden van gedeputeerde staten. Be verordening regelt het
oekennen van een uitkering wachtgeld) en een pensioen voor wet
houders en van een pensioen voor hun nabestaanden.
Bij de model-verordening, die in het agendadossier ter inzage
ligt, is een uitvoerige toelichting gevoegd. Het lijkt ons echter
dienstig, een beknopt overzicht van de voornaamste bepalingen van de
ontwerp-verordening te geven.
UITKERINGEN -
Recht op uitkering art1
De wethouder, die bij zijn aftreden nog geen 65 jaar is, heeft recht
op een uitkering, behalve wanneer hij j
a. in vreemde krijgs- of overheidsdienst is getreden en zich daardoor,
naar het oordeel van de raad uit Nederlands nationaal oogpunt
beschouwd, onwaardig heeft gedragen;
b. wegens enig strafbaar feit is veroordeeld, waaruit naar de mening
van de raad blijkt, dat hij zich uit Nederlands nationaal oogpunt
beschouwd, onwaardig heeft gedragen;
o. overeenkomstig artikel V 9 van de Kieswet van het lidmaatschap van
de raad vervallen verklaard is; (de tekst van genoemd wetsartikel
en van art. 26 gemeenteiiret ligt ter inzage);
d. ontslagen is wegens kennelijk wangedrag of grove verwaarlozing van
lijn taak. Onder grove verwaarlozing van zijn taak wordt begrepen
het zonder genoegzame grond weigeren van inlichtingen aan de raad
als bedoeld in art. 129 der gemeentewet, (de tekst van dit „ets-
artikel ligt ter inzage).
- Tegen -