gemeente Hoeven
li Agendanr. 7. Raadsvergadering d.d. 27 november 1969»
Onderwerp: Verhoging bedrag per leerling voor 1969*
HOEVEN, 13 november 1969-
Bij besluit van 31 oktober 1968 hebt u het bedrag per leerling
ex artikel 101 der Lager-onderwijswet 1920 voor het jaar 1969 vastge-
steld op 100, Voor 1968 bedroeg de vergoeding 90,—. De
verhoging met 10,werd nodig geacht i.v.m. de stijgende tendens
van de exploitatiekosten, die o.m. werd veroorzaakt door de algemene
loonronden annex prijsstijgingen, en voor 1969 tevens door de
invoering van een nieuw systeem omzetbelasting, bekend als B.T.W.
Mocht, op grond van uitlatingen van Regeringswege, worden aange-
nomen, dat de invloed van de B.T.W. op het prijsniveau zich zou
beperken tot a 2%, de werkelijkheid bleek hiermee niet in overeen
stemming. De prijzen stegen, zoals inmiddels bekend is, met ongeveer
7%, terwijl de gemiddelde loonstijging in het bedrijfsleven in de
periode 1 juli 1968 tot 1 juli 1969 op 1,39% moet worden gesteld. De
loonkostenstijging is nog hoger, omdat deze ook de sociale lasten
omvat, die met 2,6%> zijn toegenomen.
Deze situatie houdt in, dat de verhoging van het bedrag per
leerling van 90,— tot 100,— 11 niet toereikend is
gebleken voor een sluitende exploitatie van de lagere scholen.
Daar komt nog bij, dat de schoolbesturen het nodig hebben geacht'
deel te nemen aan een schooltoets, die zij van belang achten voor een
juiste keuze van vervolgonderwijs door de leerlingen van de hoogste
klassen. In de exploitatiebegrotingen van de scholen voor het jaar
1969 was met de kosten van deze schooltoets nog geeri rekening gohoude
omdat men daarmee eerst later heeft kunnen kennismaken. Hetzelfde
doet zich voor t.a.v. de toetreding van de schoolbesturen tot de
R.K. schoolraad. Ook de hieraan verbonden kosten waren nog niet
begroot.
In het bovenstaande vinden wij aanleiding, u voor te stellen,
de vergoeding per leerling voor het jaar 1969 alsnog te verhogen.
De verhoging ware te bepalen op 9,t.w.s
- voor