J i niet aan schuldig kon maken,maar het ging mij om de verhoudingen op landelijk niveau.U hebt mij toen toegezegd de zaak te onder zoeken met onderwijsdeskundigen en mij in ieder geval - buiten een raadsvergadering - antwoord te geven.Nu na ruim een half jaar schijnt dit onderzoek nog niet afgesloten - of zijn de deskundigen het niet met elkaar een#? - en wacht ik nog steeds op antwoord. Iioe lang kan dit antwoord nog op zich laten wachten? Ik verzoek u wel mij tijdig te waarschuwen wanneer u mij ant woord wilt geven, zodat ik in staat kan zijn mij ook zo goed mogelijk voor te bereiden. 3. In de vergadering van 24 maart j.l. heb ik u gevraagd een tegemoetkoming te verlenen in de verhuiskosten van M.Melecians. U vond een dergelijke tegemoetkoming billijk en zegde toe deze zaak aanhangig te maken bij de P.D.V. ern daarna met Nelemans een regeling te treffen. Wat is hiervan terecht gekomen?" Deze vragen worden als volgt beantwoord: 1. Voor de uitgang van de hertenlaan op de St.Janstraat werden de palen uitgezet door opzichter Wijn,die daarbij zou hebben mee gedeeld,dat de palen de kant van de weg vormden.De aannemer echter beweert,dat is meegedeelddat de palen de as van de weg zouden aangeven.Een fout is derhalve gemaakt,doch door wie?De aannemer heeft daarom aangeboden dc fout te herstellen en de kosten voor gezamenlijke rekening te nemen, zodat deze voor de gemeente een bedrag zullen belopen van t 400.-. De heer van den Oever merkt terloops op,dat dergelijke zaken regelmatig voorkomen. 2. Uit de notulen van 10 februari 1966 blijkt niet,dat een toe zegging is gedaan als bedoeld in de brief van 28 augustus 1966. Verhouding openbaar en bijzonder gewoon la^er onderwijs. Uit het maandblad "Het schoolbestuur" van oktober 1965 blijkt, dat het gemiddeld bedrag per leerling over 1965 voor het open baar g.l.o. landelijk 96.26 was. Over 1964 was dit 84.16. De gemiddelde kosten voor openbaar en bijzonder g.l.o. bedroegen over 1965 landelijk in gemeenten van 5000 - 10000 inwoners 70.47 en in 1964 62.93. Uit deze cijfers blijkt,dat het openbaar onderwijs meer kost dan het bijzonder onderwijs.. Hieruit kan men echter niet afleiden,dat het bijzonder onderwijs door de gemeenten achtergesteld zou worden bij het openbare.De gegeven cijfers zijn niet meer dan gemiddelden.Zij vertellen niets omtrent het aantal leerlingen,de klas 1okalen,de ouderdom van de gebouwen etc. En juist deze factoren veroorzaken de uiteen lopende bedragen. Reeds vele jaren is door onderwijskringen (en gemeentebesturen) gepleit voor de vaststelling van landelijke vergoedingsbedragen. Dat dit nog steeds uiet is geschied,ligt niet aan onwil,maar aan de diversiteit van de gevallen.Volledigheidshalve wordt Jaierbij nog opgemerkt,dat voor de centrale vaststelling van bedragen per

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1966 | | pagina 59