Onderzoek geloofs
brief en toe
lating raadslid
P.C.van
Loenhout
Wijziging waren-
keuringsver orde
ning.
Verhoging ver
goeding art.101
l.o,wet 1920
over 1965
voor v.g.l.o.
voor genaakte kosten wordt afgeschreven,antwoordt de voor
zitter.
Hierna worden de ingekomen stukken,verneld onder punt 3,
sub a t/m g,der agenda voor deze vergadering,alsmede een
schrijven van de heer Seerden, inzake afwatering van zijn per
ceel,gelegen aan de Oude Antwerpsepostbaan,welke aangelegen
heid intussen is geregeld,conform het voorstel van burge
meester en wethoudersvoor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is punt 4 der agenda voor deze vergadering,
t.w. onderzoek geloofsbrief en beslissing omtrent toelating
van het nieuw benoemde lid van de Kaad P.C.van Loenhout,ter
voorziening in de vacature J.J.A.Moonen,die is overleden.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1 van het reglement
van orde voor de vergaderingen van de Itaad dient deze ge
loofsbrief te worden onderzocht door een commissie van drie
leden,door de voorzitter te benoemen.
De heren Nuijten,Verschuren en Bartels worden door de
voorzitter aangewezen om bedoelde commissie van onderzoek
uit te maken,waarna de vergadering voor de duur van het
ondex'zoek wordt geschorst.
2>fa opheffing der schorsing wordt door de commissie van
onderzoek,bij monde van de heer Verschuren,medegedeeld,dat de
geloofsbrief in orde is bevonden,waarnaop voorstel van
burgemeester en wethouderszonder hoofdelijke stemming tot
zijn toelating wordt besloten.
De wet van 21 juli 1965 (St.Bl.368) tot wijziging van de
warenwet (St .BI1935, nr 793) otavatte o.a. de verwisseling
van de artikelen 15 en 16.
Omdat in artikel 4 van de warenkeuringsverordening voor
onze gemeente verwezen wordt naar het oude artikel 16 van de
wet, zal die verordening dienovereenkomstig gewijzigd moeten
worden.
Met daartoe door burgemeester en wethouders overgelegde
outwerp-besluit wordt,zonder hoofdelijke stemming ,vastge ste ld
Ket bestuur van de per 1 september 1965 opgeheven
v.g.l.o.-school,te Hoeven,heeft bij brief van 15 april 1965
aan de Minister van Onderwijs en Wetenschappen toepassing ge
vraagd van artikel lOlter van de l.o.wet 1920 voor het jaar
1965.
Dat wetsartikel geeft aan de Minister de bevoegdheid om
het bedrag per leerling voor een bepaalde school te ver
hogen wegens bijzondere omstandigheden.
In zijn beschikking van 17 maart 1966,nr.L.0.281804,heeft
de Staatssekretaris van Onderwijs en Wetenschappen overwogen,
dat de v,g.1o.school in 1965 geacht kan worden,door de
huisvesting iu een te groot schoolgebouwin bijzondere om
standigheden te hebben verkeerd,als bedoeld in art.lOlter