Rioolbelasting- verordening 8e Wijziging salarisregeling I960. ii 1 ad 20.000.-. Nadat de voorzitter nog enkele cijfers heeft genoemd t.a.v. de door verschillende instanties verleende sub sidies wordt op voorstel van burgemeester en wethouders, eenparig besloten tot toekenning van een bijdrage ad 20.000.- a fonds perdu,alsmede tot vaststelling van de daarop betrekking hebbende begrotingswijziging 1963. In de rioolbelastingverordening is bepaald,dat de be lasting voor een bedrijf spandeventueel annex woonhuis, 20.- bedraagt. Aangezien onze gemeente tientallen zeer kleine be drijfspanden telt,waarin slechts een of twee personen werken,hebben burgemeester en wethouders gemeend, bij de vaststelling der aanslagen een nadere omschrijving van het begrip "bedrijfspand" te moeten hanteren.Deze omschrijving houdt een beperking van het aantal panden in,dat naar een tarief van 20.- wordt aangeslagen.De nadere precisering van het begrip luidde namelijk "onder bedrijfspand worden verstaan die inrichtingen,waar 5 of meer personen ter plaatse werken. Deze toepassing van de verordening heeft het Verifi catiebureau aanleiding gegeven daaromtrent een opmerking te maken in het rapport betreffende de gemeenterekening I960.Dit rapport is net die rekening aan Gedeputeerde Staten overge legd .Deze hebben onlangs medegedeelddat zij van oordeel zijn,dat de rioolbelastingverordening i960 op dit punt niet duidelijk is en dat het aanbeveling verdient in de verordening nader te omschrijven welke percelen naar een tarief van 10.- en welke naar een tarief van 20.- worden be last.Zij verzoeken tevens aan hen op te geven hoeveel panden in elke categorie worden aangeslagen. Om tegemoet te konen aan de behoefte aan verduide lijking die bij Gedeputeerde Staten bestaatstellen burge meester en wethouders voor artikel 7 te wijzigen als volgt: (De belasting bedraagt:) b. voor een bedrijf spandeventue e 1 annex woonhuis,/ 10.-, tenzij in het bedrijfspand tenminste vijf personen werkzaam zijn, in welk geval de belasting 20.- bedraagt. Conform dit voorstel wordt eenparig besloten. Bij Koninklijk Besluit van lk mei 1963 ,St .BI .nr 219/ 1963,is een kindertoelageregeling voor het overheids personeel vastgesteld.Deze regeling geldt ook voor het gemeentepersoneel Nu de regeling der kindertoelage aan de rijkswetgever is voorbehouden,is er voor een eigen regeling geen plaats meer Burgemeester en wethouders stellen daarom voor artikel 3 der salarisregeling 1960,dat het recht op kindertoelage

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1963 | | pagina 25