Vergroting enz. speel plein te Bosschenhoofd. Vaststelling vergoe ding Per leerling voor 1953. Het schoolbestuur is voornemens nieuwe board-plafonds te doen aanbrengen,waarvan de kosten ongeveer 2300.- zullen bedragen. Deze voorziening moet in de gegeven om standigheden het meest doelmatig worden geacht,immers onderhoudskosten behoeven dan gedurende een groot aantal jaren niet te worden gemaakt,terwijl het onderhoud van de thans bestaande plafonds regelmatig grote kosten zou blijven vergen. De Inspecteur van het L.O. in de Inspectie Breda deelde mede,dat de voorgenomen verandering naar zijn mening nood zakelijk is en dat deze aanvrage gerekend kan worden te vallen onder artikel 72 der L.O.Wet 1920. Aangezien door de inwilliging van de aanvrage de normale eisen aan het geven van lager onderwijs te stellen niet zullen worden overschreden en ook voorts geen weige- ringsgronden,bedoeld in art.73 van de L.O.Wet 1920 aanwezig zijn,wordt voorgesteld de gevraagde medewerking te verlenen, waartoe zonder hoofdelijke stemming met eenparige stemmen wordt besloten. Dog wordt overgelegd een aanvrage van het bestuur der K.h.Bijz. Bchool te Bosschenhoofd om ingevolge art.72 der L.O.Wet 1920 gelden beschikbaar te stellen voor vergroting, betegeling en omheining van het schoolplein van genoemde school. Het schoolplein dient als speelterrein voor 196 leer lingen en heeft een oppervlakte van slechts 423 M2.,uit hoeken medegerekend. Bedoeling is de speelplaats te vergroten met 'n on middellijk naast de school gelegen terrein ter grootte van circa 260 M2.,het geheel te omheinen, met 'n halfsteenswerk en het plein af te sluiten met een ijzeren poort. Naar raming zullen de kosten van dit werk belopen een bedrag van 2787.38. Op voorstel van Burgemeester en wethouders wordt be sloten de gevraagde medewerking te verlenen,behoudens de mededeling van de Inspecteur van het L.O.dat deze aan vrage gerekend kan worden te vallen onder art.72 der L.O. wet 1920 en de aanvrage de normale eisen aan het geven van lager onderwijs te stellen niet overschrydt. Vóór 1 Maart 1933 dienen de bedragen te worden vastge steld, die voor dat jaar beschikbaar zullen worden gesteld per leerling van de alhier- gevestigde bijzondere scholen voor gewoon- en voortgezet gewoon lager onderwijs. Volgens art. 101,3e lid,der L.O,Wet 1920 dient hierbij als maatstaf te worden genomen het bedrag dat voldoende moet worden geacht om in de redelijke behoeften der scholen te kunnen voorzien. Bij, besluit van 29 Februari 1932 werden de bedragen per leerling voor dat jaar vastgesteld op f 25._ voor het S.1.0

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1952 | | pagina 60