Opening. Vaststelling notulen. Ingekomen stukken Wij zi ging reglement B.A. Braude- ïisic over zeke ring. notulen der openbare vergadering van de Raad,gehouden op Maandag 22 December 1952,des namiddags te 7£ uur. Voorzitter: A.J.de Krom; Secretaris: A.J.G.H.Vergouwen; Aanwezig; Alle leden,met uitzondering van de heren van Eekelen - die met kennisgeving afwezig is wegens ziekte - en Verdonk. De Voorzitter opent de vergadering met gebed. Het lot, door de Voorzitter getrokken,wijst de heer Marijnissen aan, om bij voorkomende stemmingen het eerst te stemmen. De notulen der vergadering van 30 October 1952 worden, zonder hoofdelijke stemming, ongewijzigd vastgesteld. De ingekomen stukken,vermeld onder punt 3 der agenda voor deze vergadering,waartoe o.a. behoorb een schrijven van de Commissaris der Koningin d.d. 3 November 1952,dat de burgemeester in zijn handen de eden heeft afgelegd,voorge schreven in artikel 71 der gemeentewet,worden, overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders,voor kennis geving aangenomen. In de vergadering van 2 October 1952 werd besloten art. 6a van het Reglement van het Burgerlijk Armbestuur in te trekken. Tegen die intrekking werd door Gedeputeerde Staten be zwaar gemaakt,althans tegen intrekking van het tweede lid, dat de bepaling bevat,dat de Penningmeester,waaneer in zijn kas los geld aanwezig is tot een bedrag van 300.-,dit aanstonds dient te beleggen bij de Rijkspostspaarbank. Gezien het verzoek van de P.O.G. om vaststelling te be vorderen van voorschriften omtrent de door de verschillende rekenplichtige ambtenaren maximaal in kas te houden be dragen, kunnen zij er wel mee instemmen,dat het bedrag van 300.- wordt verhoogd. Burgemeester en wethouders kunnen met het standpunt van Gedeputeerde Staten accoord gaan en stellen dan ook voor het genomen besluit in die zin te herzien,waartoe zonder hoofdelijke stemming met eenparige stemmen wordt besloten. Bij raadsbesluit van 28 Pebruari 1938 is de gemeente toe getreden tot de onderlinge verwaarborgingsregeling der Praude-risico-onderlinge van Gemeenten (P.O.G.zulks ter voldoening aan artikel 170,2e lid,der gemeentewet,dat de Raad de verplichting oplegt "een regeling vast te stellen omtrent verzekering van de gemeentegelden tegen benadeling door plaatselijke ambtenaren en bedienden of door anderen". Het verzekerde bedrag is laatstelijk vastgesteld bij raadsbesluit van 12 Juni 1947 op 12000.-. Ingevolge het nieuwe artikel 18 van het Yerzekerings-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1952 | | pagina 57