t.a.v. de bedoelde eigendommen achterwege blyft en dat de reeds betaalde belasting wordt gerestitueerd. Naar aanleiding daarvan v/ordt verwezen naar artikel 280 der gemeentewet,ingevolge welk wetsartikel kan worden over gegaan tot het heffen van straatbelasting. By rondschryven van 4 Juli 1946,No.13701,Afd.B.Bgericht aan de gemeente besturen, deelt de Minister van Binnenlandse Zaken echter mede,dat steunbehoevende gemeenten slechts in zeer byzondere gevallen heffing van straatbelasting achterwege zullen mogen laten .Toorts geeft de Minister in dat rondschryven te kennen, dat heffingspercentages van 6, resp. 3 van de kadastrale opbrengst,onderscheidenlyk van de gebouwde en ongebouwde eigendommen,in het algemeen redelyk zyn te achten. In de alhier op 5 September 194? vastgestelde verordening werd een gedifferentieerd tarief opgenomen,dit ter voorkoming van onbillykheden. In 1950 bedroeg de opbrengst der straatbelasting,niet tegenstaande tot 85 mag worden gegaan,slechts 13 der uit gaven in dat jaar aan de wegen gespendeerd. Voorgesteld wordt dan ook op het verzoekschrift afwyzend te beschikken. De heer Bartels zegt van mening te zyn,dat,zolang de gemeente de wegen van de polder niet heeft overgenomen en deze wegen in onderhoud by de polder zyn,heffing van straat belasting onbillyk is. Hierop antwoordt de Voorzitter,dat niet voor de wegen in de polder alleen,doch voor de wegen in »t algemeen moet woiden betaald.Om die reden is ook overgegaan tot invoering van een gedifferentieerd tarief. Zo moeten de mensen,die aan de Ringbaan wonen,belangiyk meer betalen dan zy,die elders woon achtig zyn. De heer Jongeneelen zegt dan,dat dit inderdaad zo is,doch de mensen in de polder betalen daarnaast nog apart voor de wegen in de polder,waarop de Voorzitter nogmaals opmerkt,dat de straatbelasting moet worden gezien als bydrage in de algemene kosten van 't wegennet der gemeente. Zonder hoofdelyke stemming wordt hierna besloten als voorgesteld en alzo een afwyzende beslissing op het verzoek schrift genomen. vergoeding1"6 wordt een ontwerp-be sluit tot vaststelling van art.101 L.O. de vergoeding,welke overeenkomstig art.lol der L.O.Wet 1920 /0tl951C! °Ver °Ver het D*aar 1951 dient te w°rden uitgekeerd aan de besturen van de in deze gemeente gevestigde byzondere scholen. By besluit van 18 December 1950 werden de bedragen per leerling voor het Jaar I95I bepaald op 20.- voor het g.l.o. en 25»- voor het v.g.l.o. In beroep besloten Gedeputeerde Staten d.d. 3 October 1951 genoemde bedragen nader vast te stellen op resp. 22.-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1952 | | pagina 34