1 I
I'M
A ill
Vaststelling
vergoeding en
uitgaven byz.
scholen over
het vyfjarig
tydvak 1943
t/m 1947.
Afwyking
art. 19 s lid 1,
der L.O.Wet
1920.
daartoe aangemeld dienen te worden by het Bureau Financiering
Wederopbouw publiekrechtelyke Lichamen,zal de schade worden
vergoed en zal de gemeente het thans beschikbaar te stellen
bedrag t.z.t. terugontvangen.
De beschikbaarstelling van genoemd bedrag zal dus voor de
gemeente geen nadelige financiële gevolgen hebben.
Voorgesteld wordt het aangevraagde bedrag ad 274.18
beschikbaar te stellen3waartoe een concept-besluit ter vast
stelling wordt aangeboden.
Overeenkomstig dit voorstel wordt met eenparige steramen,
zonder hoofdelyke stemming,besloten»
ÏTu de gemeenterekening over 1947 door Ged.Staten is vast
gesteld en daardoor de aan de schoolbesturen over dat jaar uit
betaalde vergoedingen ex art.101 der L.O.Wet 1920 onherroepe-
lyk zyn geworden,delen burgemeester en wethouders mede,moet
worden bepaalds
a. het bedrag der over het vyfjarig tydvak 1943 t/m 1947
uitbetaalde vergoedingen ex art. 101 der L.O.Ï/et 1920;
b. het bedrag der voor vergoeding in aanmerking komende uit
gaven over hetzelfde tydvak;
c. het bedrag van het verschil tussen de sub a en b betaalde
bedragen.
Uit de aangeboden ontwerp-be sluiten zal blyken,dat van de
schoolbesturen te Hoeven (Jongensschool) en te Bosschenhoofd
kleine bedragen moeten worden teruggevorderd.
Zonder hoofdelyke stemming wordt overeenkomstig dit voor
stel van burgemeester en wethouders met eenparige stemmen be
sloten en de aangeboden ontwerp-besluiten vastgesteld.
Burgemeester en wethouders delen by hun schryven van 20
Juli 1950 mede,dat by K.B. van 1 Maart 1946,Ho.36,voor deze
gemeente voor het tydvak van 1 Augustus 1945 tot en met 31
Juli 1950 afwyking werd toegelah n van het bepaalde in het
eerste lid van artikel 19 der L.O.Wet 1920,met name van de
eis om te zorgen voor voldoend openbaar onderwys in de ge-
me ente
Aan deze afwyking was de voorwaarde verbonden,dat,indien
binnen dat tydvak de ouders,voogden of verzorgers van twaalf
of meer leerplichtige kinderen blyk gaven,dat zy openbaar
onderwys voor deze kinderen verlangen,die afwyking niet langer
wordt toegelaten.
Aangezien bovengenoemde termyn spoedig afloopt en geen
ouders,voogden of verzorgers van hun verlangen om openbaar
onderwys hebben blyk gegeven,terwyl evenmin een overeenkomst
bestaat als bedoeld in het vierde lid van art.19 en ook geen
behoefte aan openbaar onderwys blykt te be staan,wordt voorge
steld aan H.M. de Koningin te verzoeken ook voor de volgende
termyn van 5 jaren afwyking van art.19,le lid,der L.O.wet 1920
te willen toestaan.
Zonder hoofdelyke stemming wordt met eenparige stemmen
U-: