voor, de gevraagde vergoeding voor adressant over 1940' te bepalen op
15.- per leerplichtig kind en per jaar.
Met eenparige stemmen wordt besloten als voorgesteld en vastgesteld
concept-besluit No3170/1851.2.Qr?_2
VII. Bij hun schrijven d.d. 4 November 1940no.2975/1.824.53» leggen
burgemeester en wethouders over een verzoekschrift van W.A.Verschuren,
H 86, te Bosschenhoofd, verzoekende te bevorderendatin verband met
de zeer uitgebreide distributie van levensmiddelen, waardoor zeer dik
wijls gelegenheid moet worden gegeven tot het afhalen van bonnen enz.,
waarvoor de te Bosschenhoofd woonachtige personen zich steeds naar
Hoeven moeten begeven en dit voor deze menschen groote moeilijkheden
met zich brengt, ook te Bosschenhoofd eens een zitdag wordt gehouden.
Onder mededeeling, dat deze aangelegenheid in haar geheel ressor
teert onder den burgemeester, adviseeren burgemeester en wethouders
adressant daarmede in kennis te doen stellen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten als voorgesteld.
VIII. D.d. 30 October 1940 deelden Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
mede,dat de hoogst ongunstige materiaalpositie,met name van hout en
staal, den Regeeringscommissaris voor den Wederopbouw noopt streng
de hand te houden aan de door hem uitgevaardigde Maatregelen ter
besparing van bouwmaterialen."
Dit heeft tengevolge, dat menigmaal de bepalingen van gemeentelijke
bouwverordeningen,welke gebruik van zekere materialen voorschrijven,
practisch niet kunnen worden nageleefd.
Genoemd College verzoekt dan ook in de gemeentelijke bouwverordening
een bepaling te doen opnemen,waarbij aan burgemeester en wethouders
de bevoegdheid wordt verleend vrijstelling te verleenen ten aanzien-
en nadere eischen te stellen met betrekking tot- alle bepalingen der
bouwverordening,welke op constructies of materialen betrekking hebben.
Daartoe wordt door burgemeester en wethouders bij hun advies d.d.
11 November 1940,No.3027/1.778.51, een concept-besluit ter vaststelling
aangeboden
IX. Bij besluit van den Secretaris-Generaal ,Wnd.Hoofd van het Departement
van Financiën d.d. 6 Juli 1940 is de werking der wet van 29 December
1933,St.bl. 780,sedert gewijzigd,uitgebreid tot alle geldleeningen -
in tegenstelling met vroeger toen alleen obligaties er bij betrokken
waren - zoodat momenteel ook alle onderhandsche geldleeningen erbij
zijn inbegrepen.
Uitzonderingen vormen slechts de z.g. kasgeldleeningen.
Gedeputeerde Staten van dit gewest deelen bij hun schrijven d.d. 9
October 1940,G.no.507 mede,dat zij het voor de gemeenten geboden achten,
dat thans ook wordt overgegaan tot verhaal der belasting op de rente
van de loopende en nog te sluiten onderhandsche 1eeningenindien de
overeenkomsten daarvoor geen beletsel vormen.
Ook burgemeester en wethouders zijn van meening,dat het financieel
belang der gemeente dit vordert. In verband met vorenstaande bieden
burgemeester en wethouders bij hun advies d.d. 14 October 1940no3096/
2.07.352.71 ter vaststelling aan concept-besluit No.3097/2.07.352.71
waarbij een dergelijke regeling wordt getroffen.