willen voorstellen alleen den voorzitter van het Burgerlyk
Armbestuur te belasten met het verstrekken van bons,terwyl
voorts zou kunnen worden bepaald,dat er op bepaalde dagen en
uren in de week voor het publiek gelegenheid zal worden ge
geven den voorzitter van het Burgerlyk Armbestuur te spreken
over eventueele ondersteuning.
De heer Mateus zegt in de meening te verkeeren,dat de be
deeling steeds in ééne hand was geweest en dat die alleen
plaats vond na eene daartoe gehouden vergadering.
Daarop deelt de voorzitter mede,dat de laatste jaren be
sloten is bonboekjes ter hand te stellen van enkele leden,die
dan,naar gebleken behoeften,zouden bedeelen. Hierdoor echter
schynt het verband te zyn zoek geraakt. Indien echter voor
iedere beaeeling eerst eene vergadering zou moeten plaats
vinden,zou in vele gevallen met de bedeeling te lang moeten
worden gewachtwaarom het naar de meening van ZynEd. beter is
deze te brengen in ééne hand en dan te doen geschieden via een
orgaan.
De heer Brans sympathiseert met het voorstel,daar uit het
rapport is gebleken,dat het verband totaal zoek is.Spreker
echter heeft één bezwaar,n.l. dat het voor de ouden van dagen
van Bosschenhoofd ondoenlyk is iedere week naar Hoeven te
komen voor het halen van een bon.Zoo daarvoor een uitzondering
zou kunnen worden gemaakt,zou hy zich volkomen met het voorstel
kunnen vereenigen,hetgeen voor den voorzitter aanleiding is
om eene nadere uiteenzetting der bedoeling van het voorstel
te geven.
Zonder hoofdelyke stemming wordt dan met algemeene stemmen
besloten als voorgesteld.
IX. De notulen der vergadering van 24 Juni 1937»welke ter
inzage zyn gelegd,worden met eenparige stemmen,zonder hoofde-
lyke stemming,vastgesteld.
De agenda afgehandeld zyndeinformeert de heer Mateus of
alle nieuw gebouwde gemeente-woningen reeds zyn verhuurd.
Spreker zegt in de meening te hebben verkeerd,dat die personen,
die eene woning het hardst noodig hadden,eerst zouden zyn ge
holpen.
De voorzitter deelt omtrent de verhuring der bedoelde
woningen mede,dat een uiterst contentieus onderzoek in deze
heeft plaats gehad.
De heer Mateus acht het een ellendige toestand,zooals de
door hem bedoelde,te Bosschenhoofd en is van meening,dat 't zoo
niet kan blyven voortduren en zou dan maar willen overgaan tot
den bouw van houten woningen.
Hiertegen brengt de voorzitter in,dat de woningen zyn ge
bouwd om te voorzien in den woningnood,doch niet met de be
doeling om de menschen van woningen te voorzien.
Op de eerste plaats is het dan de plicht van het gemeente
bestuur die personen te helpen,die hebben getoond sociaal het