r
i
zou zijn, terwijl de heer Jochems van meening is, dat geen cada-
verhuisjes noodig zijn. Voorts zegt de heer Mateus, dat overal
met den wagen van den destructor kan worden gekomen.
De voorzitter zegt, dat hier een misverstand in het spel is;
dat n.l. door den N.C.B. is aangedrongen op de stichting van
cadaverhuisjes en deze "brengen de moeilijkheden mee om een dood
dier daar naar toe te transporteeren.
De heer Vissenberg zegt, dat naar zijne zienswijze het cardi-
naalste punt van al is, dat, wanneer burgemeester en wethouders
oordeelen, dat de wagen van den destructor niet op een zekere
plaats kan komen, dan het doode dier naar den verharden weg
moet worden vervoerd.
De heer Jongeneelen is het met den vorigen spreker eens en
zou nog dieper op de zaak willen ingaan.
Wanneer iemand n.l. een beest dood heeft is zulks al een
schadepost, terwijl dan bovendien nog bevolen kan worden, dat het
beest nog vervoerd moet worden naar den verharden weg, hetgeen,
naar zijne meening, ontduiding der verordening zal tengevolge
hebben.
De heer Vissenberg zegt nog, dat z.i. aan de hand van het
contract moeilijkheden kunnen worden verwacht, waarna het con
cept-besluit no.2877 met algemeene stemmen, zonder hoofdelijke
stemming wordt vastgesteld.
Bij hun advies,no.316/1.714.38, deelen burgemeester en wethou
ders mede, dat artikel 4, sub a, der thans vógeerende vororde-
ning op de heffing van hondenbelasting in deze gemeente, be
paalt, dat die belasting niet verschuldigd is voor politiehon
den, rijks ei gendom zijnde
Wijl in artikel 9 der instructie voor de veldwachters dezer
gemeente (Prov.Blad van Noord-Brabantnr.75 van 1934) de be
paling voorkomt, dat genoemde personen bij de uitoefening van
hun dienst van een hond mogen gebruik maken, mits de hond voor
den politiedienst is afgericht en goedgekeurd, blijkens een cer
tificaat, afgegeven door een door den Commissaris der Koningin
in deze provincie aangewezen vereeniging, tenzij hun de bevoegd
heid daartoe is ontzegd en de aanschaffinf en het onderhoud van
een dergelijken hond tóch al groote geldelijke offers eischt,
komt het hun college gewenscht voor ook voor deze honden de be
lasting niet verschuldigd te verklaren, waartoe wordt voorge
steld over te gaan tot wijziging der verordening in den geest
als aangegeven.
De heer Vissenberg zegt een suppletoir kohier van .de honden
belasting te hebben verwacht, waarop de voorzit eer antwoordt,
dat