>v
De heer Vissenberg vraagt,hoe men aan dien afstend van 4K9
K.M.is gekomen, waarop de voorzitter antwoordt, dat deze is ver
kregen door het plaatsen van een kilometerteller op een rij
wiel, waarmede de afstand is afgelegd.Hierop zegt Vissenberg
in de meening te verkeeren,dat de kortste weg moet worden
genomen,hetgeen als juist wordt aangemerkt.
De heer Jongeneelen veronderstelt alzoo,datzoo Wijnen in
beroep mocht gaan,ook daarop afwijzend zal worden beschikt,
hetgeen de voorzitter beaamt.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dan ook met algemeene
stemmen besloten afwijzend op het verzoekschrift van Wijnen,
meergenoemd,te beschikken.
VI. Bij hun advies, d.d. 15 Maart 1955»No*751» stellen burgemeester
en wethouders,onder overlegging eener aanvrage van Jac.C.
Luijkx,wonende te St.Maartenspolder F 9,alhier,om vergoeding
ex artikel 15 der L.O.wet 1920,voor,daarop afwijzned te be
schikken, op grond,dat de afstand,welke de woning van het
kind van Lui jkx verwijderd is van de te bezoeken school,
slechts 4.6 IC. M. be draagt, terwijl artikel 15 der L.O.wet 1920
een afstand van meer dan 5 K.M.voorschrijft.
Ook op dit verzoek wordt,zonder hoofdelijke stemming,een
parig besloten afwijzend te beschikken.
VII. Waar het tweede lid van artikel 25 der Drankwet,Stbl. 1951
No.4-76, zoodanig is gewijzigd, dat in plaats van de woorden s'
omvang van wordt gelezen omzet van sterken drank in ",is
herziening der verordening,regelende het heffen van vergun
ningsrecht voor den verkoop van sterken drank in het klein,
vastgesteld in de vergadering van 15 April 1954,welke de vroe
gere redactie van art.25,2de lid,der Drankwet inhoudt, nood
zakelijk.
In verband hiermede bieden burgemeester en wethouders,nevens
hun advies No.1101/1.719.521,d.d.14 Mei 1955»een concept
wijzigingsverordening ter vaststelling aan.
De heet Jongeneelen informeert naar de basis,waarop de
belasting wordt geheven;deze staat er niet in vermeld.
De voorzitter geeft omtrent deze aangelegenheid eene uit
voerige toelichting,waarbij ZEd.een voorbeeld aanhaalt en
zegt,dat het belastingbedrag hetzelfde is gebleven.
De wijzigingsverordening,voorkomende onder No.1102/1.719»
521,wordt daarna,zonder hoofdelijke stemming,met eenparige
stemmen vastgesteld.
VIII. Op grond van het bepaalde in artikel 5^,lste lid,onder 2,
der Armenwet,acht de heer Minister van Binnenlandsche Zaken
het gewenschtdat in de instructie voor den gemeente-arts
volledig worden geregeld zijne bezoldiging,schorsing en ont
slag, zoo dat, v/aar in d.d.21 September 1954 vastgestelde in
structie geen bepalingen waren opgenomen omtrent schorsing
en