tll
en stelt zich de vraag, waarom het loon in Hoeven nu lager
moet zijn dan in Rucphen.
De heer Brans doet vervolgens een beroep op den Raad en zou
een verzoek aan den Minister willen zien gericht om het uur
loon terug te brengen op 0.24.
Omtrent het gesprokene door den heer Brans merkt de Voorzit
ter op, dat allereerst feit is, dat men hier in Hoeven en di
recte omgeving geen contractloon kent. Wanneer men nagaat, wat
de Minister heeft gezegd, dan komt men aan een nog lageren
norm voor uurloon dan 0.24, terwijl in Oudenbosch reeds bij
onze vorige vergadering het uurloon was verlaagd.
Verder zegt de Voorzitter, dat de heer Brans één zaak ver
geet, n. 1. de bijkomende toeslagen, zooals voor steenkolen,
regenverlet, kindertoeslag en lichtverlet.
Ook zegt de Voorzitter, en spreekt dan mede namens burge
meester en wethouders, dat de motie als gevolg zou kunnen heb
ben nog verdere daling van het uurloon.
De heer Brans geeft toe, dat de door den Voorzitter opge
somde toeslagen zeker gunstig op het loon werken, maar vroeger
verdiende men in het vrije bedrijf wel zooveel, dat men ook wel
tegen eenige dagen verlet kon.
De heer Vissenberg zegt, dat kolen- en kindertoeslag en ook
laarzenvergoeding vroeger particulier initiatief was, doch men
kon toen ook wel zooveel verdienen zonder emolumenten.
Ook vraagt de heer Vissenberg zich af of het loon wel ge
rechtvaardigd is, hoe geadviseerd wordt en waar men om advies
gaat, welke allen redenen voor hem zijn om het verzoek
Brans te stemmen.
De voorzitter zegt, dat hier nog wel iemand geweest is, die
geinformeerd heeft bij diegenen, die arbeiders in dienst hebben
en ontraadt het voorstel Brans, gezien de ondervinding in de
onmiddellijke omgeving, in deze Oudenbosch, waar men verlaging
in plaats van verhooging kreeg.
De heer Vissenberg stipt nog aan, dat de werkgever een loon
betaalt beneden het contract en de jongens gaan ook beneden
contractloon werken, wat den Voorzitter doet opmerken, dat de
gemeente of overheid daarin niets te zeggen heeft, doch zulks
thuis behoort bij de organisatie.
De heer van Oosterhout deelt mede, dat de menschen aan de
steenfabrieken heel wat boven het genoemde loon uuitkomen,
wat den Voorzitter doet opmerken, dat in deze rekening wordt
gehouden met de loonen in landbouw, boschbedrijf en tuinbouw.
Hierna wordt het voorstel Brans gesteund door de heeren
Jongeneelen en van de Lindeloof, om adhaesie aan het onderwer-
pelijke stuk bij den Minister te betuigen, in stemming gebracht
en met 6 tegen 5 stemmen verworpen.
Vóór