besloten aan het Rijk te vragen, of het de daarvoor benoo-/
digde gelden beschikbaar wil stellen.
VIII. De Voorzitter deelt mede, dat zich tot hem heeft gewend
Jacobus van Unen met het verzoek, ten einde een anderen
inrij naar zijn erf achter zijne woning te kunnen maken, een
doorgang over het erf der woning, bewoond door den Majoor
der Rijksveldwachtte mogen koopen.
De Voorzitter is van meening, dat niet tot verkoop be
hoort te worden overgegaan, doch zou van Unen wel den be-
noodigden grond voor een doorgang willen afstaan, onder
voorwaarde, dat de benoodigde poorten door hem worden daar-
gesteld en onderhouden.
De vergadering besluit eenparig, zonder hoofdelijke stem
ming, in den geest als de Voorzitter bedoelt en wordt aan
van Unen toegestaan voor bedoelden doorgang gebruik te ma
ken van het erf van den Majoor der Rijksveldwacht, zulks tot
wederopzeggens toe en onder verplichting van het maken en
onderhouden van de noodig geoordeeld wordende poorten en
onder beding, dat hij nimmer positief recht op den afgesta-
nen grond zal kunnen dóen gelden.
IX. De vergadering neemt in haar geheel deel aan de bespre
kingen, welke plaats hebben over de wijze, waarop doeltref
fende verbetering in den toestand van de zandwegen is te
verkrijgen.
Raar de meening van den Voorzitter zou begonnen moeten
worden met het omspitten tot op een diepte van 80 centi
meter of meer, dan wel het opbrengen van een dikke laag
zwart zand.
Waar dit mogelijk is zou de heer Janssen een sponde in den
weg willen maken en deze daarna met zv.atten grond, uit de
bermen te halen, weder dicht maken, alzoo verplaatsing van
grond uit de bermen in den weg en omgekeerd.
De vergadering kan zich eenparig vereenigen met het om
spitten der wegen, als zijnde dit het meest practisch.
X. De vergadering machtigt eenparig Burgemeester en Wethou
ders tot het samenstellen van een besluit tot wijziging der
gemeentebegrooting voor 1933* speciaal wat betreft uitgaaf
in verband met steunverleening aan werkloozen en de des
betreffende begrootingspost met 13000.- te verhooggn.
De heer Jongeneelen vraagt zooveel mogelijk rekening te
willen houden met de menschen, die uitgetrokken zijn.
XI. De heer Vissenberg vraagt, of het, gezien de heerschende
werkloosheid, geen overweging zou verdienen, eventueel met
adhaesiebetuiging van andere gemeenten, een actie op touw
te zetten tegen het dorschen met de machine, het verrich
ten van machinale werkzaamheden bij den bietenbouw enz. en