I Hi
inkomstenbelasting heeft gehad,terwyl het ook kan vebrkomen,
dat men zoo'n biljet niet krygt en dan zou men niet meer
kunnen reelameeren.
Ook de heer Vissenberg wyst op hetzelfde als door den heer
Brans aangevoerd en is het evenmin eens met de wyze der rege
ling van de mogelykheid van reclameeren,daarby een geval aan- l
halende van iemand,die in 1929 geen aanslag en nu in December
een aanslag in het schoolgeld thuis kreeg en stelt zich de
vraag hoe nu zoo iemand moet reclameeren.
In dit geval zegt de voorzitter moet worden gereclameerd
binnen een maand na ontvangst van het aanslagbiljet voor het
schoolgeld.
De heer Vissenberg zou zelf over het 3© en 4e kwartaal te 3
veel hebben betaald doordat de aanslag in de ryksihkomsten-
belasting, waarnaar die aanslagen zyn geregeld,hooger was dan
de latere aanslag,waartegen de voorzitter er nogmaals op wyst,
dat de aanslag regeling geschiedt naar den burgemeester en
wethouders laatst bekenden aanslag,waarby nog komt,datmoest
men wachten op de nieuwe aanslag en, men ook geen kohieren zou
kunnen opmaken en ziet in de betrekkelyke bepaling alleen een
bezwaar voor hen,die niet op hun qui vive zyn.
De heer Brans pessisteert by zyne opmerkingen en kan zich
alleen dan er mede vereenigen,wanneer in de 2e alinea van
artikel 3>met betrekking tot reelame eren,wordt bepaald,dat
reclame kan geschieden binnen een maand na uitreiking van het
aanslagbiljet voor de ryksinkomstenbelasting.
Zonder hoofdelyke stemming wordt hierna met algemeene stem
men besloten in de 2e alinea van artikel 3 der verordening op
de heffing van schoolgeld,tusschen de woorden "een" en
"aanslagbiljet" in te lasschen "ryksinkomsten",zoodat deze
i
alinea dan wordt gelezen:
"2. By vermindering van den aanslag in de ryksinkomstenbe
lasting is het schoolgeld slechts naar den grondslag van de
verminderde belastbare som verschuldigd,mits binnen een maand
na de uitreiking van een ryksinkomstenbelastingaanslagbiljet
de vermindering van den aanslag in de ryksinkomstenbelasting
ter kennis van burgemeester en wethouders wordt gebracht".
Alsnu worden de ontwerp-verordeningen,nummers 285 en 286/
B 028 met eenparige stemmen en zonder hoofdelyke stemming
vastgesteld.
Nevens hun advies no.303/0 0214,d.d. 5 februari 1932,leggen'
burgemeester en wethouders,onder toevoeging eener aanvrage
van de schoolbesturen der alhier gevestigde byzondere scholen
om voorschot op de gemeentelyke vergoeding overeenkomstig artr
101 der lager onderwyswet 1920,ten behoeve van de onder ieder
dier besturen staande scholen ter vaststelling over ontwerp-
raadsbesluiten nrs.275i2?6 en 277/0 0214,waarby onderschei den-
lyk,berekend naar 6.04 per leerling: