il#
streek heeft voorzien,er verder op wyzende wat de tram is 1 J
voor werklui,die elders moeten gaan werken.
De Voorzitter memoreert verder de totstandkoming der
tram;de gemeente verleende de noodige concessie tegen
storting van eene waarborgsom van ƒ.1000.- in de gemeente
kas, welke waarborgsom aan de gemeente verviel,wanneer 1
Juni 1892 de tram niet in exploitatie zou zyn gebracht;dit
laatste was niet het geval,zoodat de gemeente niettegen
staande de Tramwegmaatschappy om teruggaaf verzocht,de ge
storte waarborgsom behield en in de kas zyn gebleven.
Wanneer we nu,zegt de Voorzitter,het gevraagde subsidie
toestaan,lydt de gemeente daardoor niet.
Naar de meening van den heer Hoogeveen kan de tram toch
niet blyven bestaan.
De heer Janssen merkt op,dat in een bus,in tegenstelling
met de tram,maar één klas is en er daarom door meerderen
gebruik van wordt gemaakt.
De heer Mannien vraagt nog waar de Maatschappy met haar
veel verdiend geld is gebleven en wyst op het hooge salaris g
- ƒ.14.000.- - van den Directeur.
De heer Brans zegt niets voor het geven van subsidie te
gevoelen.
De Voorzitter daarentegen voelt het geven van subsidie
aan als een zeer groot en algemeen belang en brengt het
0
voorstel van Burgemeester en Wethouders in stemming.
Vóór het voorstel stemmen de leden DekkersJanssen,de
Moor en Mateus,tegen het voorstel stemmen de leden Monsi-
eurs,Brans,Vissenberg,Huysmans,Mannien en Hoogeveen,zoodat n j
met zes tegen vier stemmen wordt besloten geen subsidie aan
bedoelde Tramweg-Maatschappy te verleenen.
e
III. By hun advies No.1039/L 01J,d.d. 12 Mei 1931,bieden j
Burgemeester en Wethouders den Raad aan een verzoekschrift
van den Bond van Vereenigingen en Stichtingen,bedoeld in
artikel 6 der Landarbeiderswet 1918,in de Provincie
Groningen,gevestigd te Groningen,waarby wordt verzocht 't
zy door het zenden van een adres van adhaesie,'t zy door
het zenden van een afzonderlyk adres aan de Regeering in
vloed te willen aanwenden om den rentevoet van 4 geldende
voor de door het Ryk verleende voorschotten ingevolge de
Landarbeiderswet,verlaagd te krygen.
Burgemeester en Wethouders stellen voor om adhaesie te be
tuigen aan het adres van genoemden Bond,gericht aan den
Heer Minister van Pinantiën d.d. 1 Februari 1931,by hun
advies overgelegd.
Overeenkomstig hetvoorstel van Burgemeester en Wet
houders wordt met algemeene stemmen zonder hoofdelyke
stemming besloten.