(U
Dit besluit,N§ .7J4.8/V 11 5,wordt met algemeene stemmen
vastgesteld.
De heer Vissenberg merkt nog terloops op,dat hy van
meening was,dat dit besluit reeds vroeger was vastge
steld,waarop de Voorzitter hem mededeelt,dat het vorig
contract door het tegenwoordige vervalt,
XXI. In hun advies,N§.72lj./K Oél d.d. Ilq April 1930,deelen
Burgemeester en Wethouders mede,dat de Provinciale
Noordbrabantsche Commissie ter bewaring en bescherming
van monumenten eene Commissie ad hoc is zonder een
daaraan verbonden vasten dienst en in verband daarmede
zich by afwikkeling van aangelegenheden als in de ter
plaatse geldende verordening tot instandhouding van
monumenten moeilykheden kunnen voordoen welke,bestond
een vaste dienst,werden ondervangen.
Genoemd College heeft deze aangelegenheid onder het
oog gezien en het Ryksbureau voor de Monumentenzorg
verzocht zich voor advies beschikbaar te stellen.
Aangezien de Directeur van het Ryksbureau zich daar
mede kan vereenigen stellen Burgemeester en Wethouders
voor door vaststelling van bygaand concept-raadsbesluit
deze aangelegenheid te regelen.
Met algemeene stemmen wordt conform het advies be
sloten en daartoe vastgesteld het besluit N§.7lp5/K 061
XXII. In hun advies N§.722/H 01 Ij. d.d. ilq April 19p0,deelen
Burgemeester en Wethouders mede,dat de Raad door den
Heer Minister van Staat,Minister van Binnenlandsche
Zaken en Landbouw - via de Gedeputeerde Staten van dit
Gewest - wordt uitgenoodigd eene wyziging aan te
brengen in de Marktverordening en wel,om over te gaan
tot schrapping der bepaling,betreffende de vereffening
der geschillen.
Door vaststelling van de aangeboden besluiten Nos.
772 en 773/H 01 lp,welke vaststelling met algemeene
stemmen geschiedt,wordt aan de uitnoodiging voldaan.
De notulen der zitting van 27 Januari 1930 worden met
eenparige stemmen vastgesteld.
De Voorzitter schorst de vergadering,om in besloten
zitting over te gaan.
Na heropening der vergadering wordt met algemeene
stemmen vastgesteld het besluit NS.7I4.6/O 02llj.,waarby
Burgemeester en Wethouders worden gemachtigd het noodige
te doen om tot eene schikking te geraken inzake de
hangende schoolkwestie,voor wat betreft de vergoeding
aan de schoolbesturen,over de jaren,1925,1926 en 1927.