ioé
AAN
DEN RAAD DER GEMEENTE
HOEVEN.
Wy hebben de eer Uwen Raad hiernevens ter kennisne
ming te doen toekomen het besluit van Gedeputeerde
Staten dezer provincie d.d. 7 Januari 1929G.No.353,
waarby is besloten aan de begrooting 1929 dezer gemeen
te hunne goedkeuring te onthouden.
De reden der niet-goedkeuring is te vinden in het
feit dat de Raad besloot tot verhaal van pensioensby-
drage,welk besluit onder post No.29 der begrooting tot
uitdrukking komt.
Ons College is van meening,dat deze stof meer dan vol
doende in den Raad behandeld is en zal dus daarover
geen beschouwingen houden en advies verstrekken hoe nu
te handelen tegenover dit besluit van Gedeputeerden.
Eén der Wethouders behoudt zich het recht voor pas in
de raadsvergadering van zyne meening te doen blyken.De
andere is de meening toegedaan en stelt Uwen Raad ook
voor gebruik te maken van zyn rechtgegeven in art. 209
juncto art. 200 en 201 der gemeentewet en dus van het
besluit van Gedeputeerde Staten voorziening te vragen
by Hare Majesteit de Koningin.
De Voorzitter van ons College daarentegen adviseert
Uwen Raad dringend te handelen in het waarachtig ge
meentebelang en zich neerleggend by het besluit van
Ged.Staten hem te machtigen de begrooting te wyzigen,
zooals door dat Geëerd College gewenscht en dus het ver
haal van pensioensbydragen in te trekken.
Niet alleen is hy van oordeel dat de Raad zich by de
beslissing dient neer te leggen,maar waar hy persoonlyk
overtuigd is,dat H.M. de Koningin het besluit van Ged-
Staten zal handhaven zou een eventueel beroep niets dan
administratieve misère met zich medebrengen,iets wat
Onderwerp
Begrooting 1929.
Byl:l.