26
Uitkeering-
e& art. 101
en 103 L.O.
Wet 1920.
vergoeding,bedoeld in art. 101 der L.O.Wet 1920,over de
Jaren 1925 en 1926,op grond van art. 103,4e lid dier
wet.
Buitendien behoort alsnog eene beslissing te worden
genomen op de verzoeken der schoolbesturen in deze ge-
meent© "om voorschot op de gemeentelyke vergoeding over
eenkomstig artikel,101 der L.O.Wet 1920"jhiervoor wordt
de aandacht gevestigd op art. 103,3e lid dier wet,inge-
volge waarvan de gemeenteraad tot ten hoogste 80
voorschot verleent van hetgeen terzelfder zake over het
laatste dienstjaarwaarover de rekening gesloten is,
voor de openbare lagere scholen in de gelyksoortige ge
meenten is uitgegeven.
Verder wordt in het bovengenoemd voorstel van Burge- 'j
meester en Wethouders medegedeeld,dat in kas wordt ge
houden wegens de consequente doorvoering der letterlyke
bepalingen der L.O.Wet 1920,alsmede wegens gevorderde
en nog te vorderen terugbetaling en verminderd© uit-
keering een bedrag,groot ƒ.5163.62.
De Voorzitter den leden gelegenheid gevende hierover
het woord te voeren,verleent daartoe gevraagd het woord
aan den heer Mateus,die vraagt of de schoolbesturen met
het vast te stellen bedrag toe kunnen.
Niemand anders het woord verlangendedeelt de Voor-
zitter den heer Mateus mede,dat de schoolbesturen die 1
bedragen ontvangen,waarop zy volgens de letterlyke teks
ten der bepalingen van de L.O.Wet 1920 recht hebben,
terwyl zy bovendien in verband met het K.B.betreffende
de uitvoering,uiterst coulant behandeld worden.
De heer Mateus dankt voor die mededeeling,waarna op
voorstel van den Voorziitter met algemeen© stemmen worder
vastgesteld de besluiten,voorkomende onderde nummers
663,664,665,666,667,668,669,670,671,672,673,674 en 675
van het register van besluiten.
V. In behandeling brengt de Voorzitter het voorstel van
Burgemeester en Wethouders d.d. 6 September 1928,be-