.11 I
Den Raad overleggende een schryven dd. 24 April 1928 van
het Raadslid C.Brans,waarin vragen worden gesteld met be
trekking tot de invordering van achterstallige belastingen
over 1924 en 1925 en als gevolg daarvan leggen van execu
toriaal beslag op roerende goederenterwy1 die belasting-
gelden in den zin der wet verjaard zyn en niet meer voor in
vordering vatbaarmerken Burgemeester en Wethouders in hun
begeleidend schryven dd. 8 Juni 1928 op,dat deszelfs inhoud
op zyn minst genomen misplaatst is en verwyzen verder naar
het mede overgelegd schryven van den P^aatselyken Deur
waarder
Burgemeester en Wethouders willen evenwel ditmaal aan het
in het schryven van Brans vervatte verzoek,om in de raads
vergadering van antwoord te dienen,voldoen,maar verklaren
by voorbaat,dat niemand het recht heeft om,op dit antwoord
wyzende,van hun College soortgelyke behandeling te ver-
wachten.
Alhoewel de aangelegenheid,betreffende achterstallige be-
lastingen en dwangbevelen zelfs niet by Burgemeester en
Wethouders thuis behoort,maar men zich dienaangaande kan
wenden tot den Heer Commissaris der Koningin in deze Pro
vincie,hebben Burgemeester en Wethouders een onderzoek inge
steld en is het hun gebleken,dat geen executoriaal beslag
is gelegd op roerende goederen ter invordering van verjaar- i
de belastinggelden.
De Voorzitter leest een adres voor van den heer Bernardus
Eeervol ont- Marinus van Meer alhier,dd. 19 dezer,waarby hy verzoekt,hem
slag Ambtenaar
Burgerlyken ingaande 1 Juli 1928,eervol ontslag te willen verleenen als
Stand.
Ambtenaar van den Burgerlyken Stand dezer gemeente.
Overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders van den 19en Juni 1928 wordt het gevraagd ontslagen-
gaande 1 Juli 1928,op de meest eervolle wyze verleend,onder
dankzegging voor de vele en langdurige diensten aan de ge
meente bewezen,by het besluitvoorkomende onder No.638 van
het register van besluiten,hetwelk in afschrift aan den
heer van Meer zal worden medegedeeld.
Vragen Raads
lid omtrent
achterstal
lige belas
tingen.