De voorzitter: Dan begint nu het college aan zijn tweede
termijn. De eerste reactie op de heer Somers, die zegt die
stoplichten moeten toch afgevoerd worden, want dat is een
zaak van het rijk. Dat vind ik op zichzelf een mooie gedach
te, maar op dit moment is het onze stoplichteninstallatie
Het zijn onze burgers die er vergeefs lang voor staan te
wachten en ik denk dat wij, hoe begrijpelijk de redenering
ook is, om te zeggen van, daar moet de rijksoverheid nu
verder voor zorgen, zitten we gewoon vast aan de afspraken
die daar in het verleden over gemaakt zijn. Ik ga er zonder
meer van uit dat wij niet eenzijdig in de positie zijn om
die afspraken op te zeggen. Vandaar dat ik toch denk dat het
verstandig is om wat middelen achter de hand te hebben om er
voor te zorgen dat de verkeersregelinstallatie in elk geval
aan de eisen van de tijd voldoet. U steunt het collegevoor
stel met wel burgers maar minder commissies, wel burgers
geen presentiegeld. Er zijn ook nog wat andere suggesties
over gedaan. Ik denk dat daar inhoudelijk ook voldoende over
gezegd is. Dat we daar gewoon maar over moeten stemmen. U
zegt een studieconferentie beleggen. In elk geval nog verder
discussiëren over maatregelen tegen de herindeling. Wij als
college zullen dat natuurlijk een warm hart toedragen.
Alleen moeten we wel van elkaar weten, dat het praten over
strategieën en hoe je zaken aanpakt, waar we mee bezig zijn.
Wat we doen en dat op het juiste moment de juiste informatie
op de juiste plek komt.
Dat vergt een heel nauwe en goede afstemming met elkaar en
dat we niet de situatie krijgen dat we in ons enthousiasme
allemaal verschillende dingen gaan doen die uiteindelijk
contra-productief zijn. Ik denk dat als een groepering in de
raad of een raadslid aanvechtingen krijgt om iets nuttigs of
slims te doen, dat we dat steeds goed kortsluiten.
Over de kosten van de reorganisatie heeft de heer Roosenboom
nog even gesproken. Uit het sociaal statuut, de heer Roks
sprak daar ook al over, daar is een hele nadrukkelijke ver
plichting voor de werkgever neergelegd om passend werk te
vinden en een uiterste inspanning ook te doen om voor ieder
een die in de organisatie zit, een passende functie voor te
geven. Die inspanningsverplichting die heeft de raad al op
zich genomen door het sociaal statuut vast te stellen. Wij
gaan ook in die zin ons stinkende best doen om voor iedereen
gewoon zoiets te vinden. Om er voor te zorgen dat wat ons
betreft iedereen op een plek terecht komt waarvan je zegt,
het was misschien wel niet helemaal wat ik voor ogen had,
maar hier kan ik toch ook nog zinvol werk doen voor mezelf
en ook voor de organisatie waar ik deel van uitmaak. De
keerzijde van die gedachtengang is dat wij tot een minimum
zullen beperken dat mensen op uitkeringen of anderszins
sprake zullen doen. Daar is dat hele sociaal statuut, als u
dat nog eens naleest, op geënt om dat zo veel mogelijk te
beperken. Alleen die situaties waarbij met name ik meen uit
mijn hoofd de leeftijd van 55 jaar in beeld komt, dan pas
kun je gaan praten over vervroegd uittreden, waarbij dan
regelingen als VUT en dergelijke in beeld komen.