36
De voorzitter: Dat was bij interruptie weer een hele nadere
uitleg, maar dat is toch geloof ik niet hier wat aan de orde
is. U hebt denk ik toch een iets te geordend beeld van die
zaak en ook van de mogelijkheden die de gemeente heeft om bij
in te grijpen. Het gaat meestal om verzoeken voor tijdelijke
huisvesting. De een zet een hele keurige keet neer waar je
echt veertig jaar in zou kunnen wonen zonder een schrammetje
op te lopen. Maar er zijn ook gevallen waar je, als dat niet
uit vrije wil gebeurde dan zou daar echt naar toegegaan
worden om een einde te maken aan de schrijnende situatie zal
ik maar zeggen. Je bent als gemeente op een gegeven moment
bezig met iets waar eigenlijk niet in voorzien is, ik bedoel,
het is in principe in strijd met het bestemmingsplan. Je kunt
wel een tijdelijke bouwvergunning verlenen, maar daar zitten
toch allerlei haken en ogen aan in die zin van het stellen
van eisen aan sanitair en luchtverversing en isolatie en zo.
Dat is ook nog een keer het geval. Iedere bouwer vraagt
natuurlijk bouwstroom aan. Dat wordt netjes geleverd in een
putje. Hoe dan vervolgens vanuit die bouwstroom eventueel die
woning al of niet, of wat dan als woning door moet gaan,
gebruik maakt, daar komt verder niemand meer naar kijken
natuurlijk. Dat is toch een heel verschil dan met de situatie
die de heer Roosenboom noemt, dat als je verhuist en je komt
in een nieuw huis en dat moet opnieuw aangesloten worden. Dan
wordt inderdaad de installatie critisch bekeken en gekeurd en
bij nieuwbouw is dat ook zo. Theoretisch is het mogelijk, ik
wil niet zeggen dat dat gebeurt, dat het nutsbedrijf helemaal
niet weet dat daar gewoond wordt zolang dat gebouw niet klaar
is. Dat zo zijnde. Mevrouw de Koning zegt, ja, wat te doen in
geval van een calamiteit. Kijk, ik denk dat we natuurlijk
toch duidelijk moeten zijn naar de mensen toe. Je kunt niet
zeggen het mag wel een beetje. Dat is natuurlijk een pro
bleem.
Ik denk, dat heb ik in eerste termijn ook proberen aan te
geven, het college stelt zich voor met deze richtlijn te gaan
werken. Nogmaals als er zich een calamiteit voordoet, ik noem
maar wat, als iemand zijn huis afbrand en hij is net een
nieuw aan het bouwen, of je daar dan tijdelijk in iets kunt
voorzien. Dat lijkt mij dat dat best bespreekbaar moet zijn.
Maar meer ook niet. Komen daar op een gegeven moment grote
knelpunten uit voort die wij nu op dit moment nog niet kunnen
overzien, dan kunnen we gewoon bij u terugkomen en dan leggen
we dat aan u voor. Of als u zelf tegen knelpunten aanloopt,
dat u zegt van ja, dat was toch niet de bedoeling, dat u dat
opnieuw aankaart. Dat lijkt me geen enkel probleem. Wij
willen ons daar helemaal niet doof of blind tonen voor de
situaties die zich voordoen. Maar op basis van onze huidige
ervaring zeggen we daar moeten we gewoon een punt achter
zetten. De heer Roosenboom stelt voor dat de raad een uit
spraak doet over het volgende punt: dat de raad het college
vraagt om het huidige beleid ongewijzigd voort te zetten.
Dan is daar nu stemming over. Wie voor het voorstel is van de
heer Roosenboom, ik zal het nog een keer herhalen, dat houdt
in dat hij het college vraagt om het huidige beleid ongewij
zigd voort te zetten, wie daarvoor is zegge voor.