r>
-8-
Het lid Mens: Ik spreek thans op persoonlijke titel. Op de eerste plaats
ben ik het niet eens met enkele passages uit genoemde brief. Of de heer
Roosenboom de heer Van der Weegen wel of geen aardige man vindt, hoe lang
het geleden is dat de heer Roosenboom de heer Van der Weegen een hand
heeft gegeven, wanneer de heer Roosenboom en de heer Van der Weegen een
normaal gesprek hebben gehad, heeft met de citaten gepubliceerd in dagblad
de Stem van 29 oktober 1988 niets te maken. Het gaat om de bestuurlijke
kant van zaken. Namelijk wordt Halsteren ondemokratisch en onbeschoft
bestuurd. Derhalve wil ik gaarne van kollega Roosenboom vernemen of hij in
het genoemde intervieuw de woorden dictators en onbeschoft heeft gebezigd.
Zo nee, dan is voor mij de zaak hiermee afgedaan. Zo ja, dan nodig ik
kollega Roosenboom uit om mede te delen dat hij genoemde woorden niet zo
heeft bedoeld, zoals ze nu afgedrukt zijn in genoemd artikel. Ook dan is
voor mij de zaak hiermee afgedaan en kunnen we wat mij betreft overgaan
tot de orde van de dag.
De voorzitter: Ik heb alszodanig aan het onderwerp niets toe te voegen,
er zijn mij alszodanig ook geen vragen gesteld, ik heb zelf geen behoefte
hier op te reageren. Ik hoop dat U daar begrip voor heeft.
Het lid MensIk heb de heer Roosenboom uitgenodigd. Nu de heer
Roosenboom niet is ingegaan op mijn vragen uit de eerste ronde, mag ik
thans aannemen dat hij genoemde woorden in het intervieuw heeft gebruikt
en ook daadwerkelijk zo heeft bedoeld als ze zijn weergeschreven. Dan
heeft de heer Roosenboom de strekking van de woorden dictators, en
onbeschoft niet onderkend. De dikke Van Dalen verstaat onder een dictator
een opperste gezagvoerder in buitengewone omstandigheden die voor een
bepaalde tijd de onbeperkte macht verkrijgt over leven en dood. Verder
zegt de dikke Van Dalen dat een dictator iemand is die zich tot heerser
over een volk opgeworpen heeft. Over het woord onbeschoft zegt Van Dalen,
iemand die lomp, grof, ruw in manieren, ongemanierd en brutaal is. De
notulen lezende van de vergadering van 27 oktober 1988 kan ik met geen
mogelijkheid konkluderen dat er sprake is van diktatorschap en
onbeschoftheid door de voorzitter, er kan hoogstens sprake geweest zijn
van een menselijke vergissing. Zijn er in het verleden geen uitspraken
gedaan die verder gingen dan het behandelen van punt 15 van de vergadering
van 27 oktober 1988? Mijn plakboek doorbladerende las ik een uitspraak van
de heer Roosenboom na de verkiezing van 1978, zijnde "Nu gaan wij er met
de botte bijl in". Heeft dat iets met demokratie te maken. Met betrekking
tot de kommissieverdeling werd totaal geen rekening gehouden met
raadsfrakties die niet vertegenwoordigd waren in een coalitie, men speelde
zuiver op de man. Een kollega raadslid uitmaken voor straathond getuigd
mijns inziens van geen goede mentaliteit en een goed bestuurder onwaardig.
Het ten onrechte het woord ontnemen aan een kommissielid door de heer
Roosenboom waarna onder druk verklaard wordt dat er sprake was van een
black out. Is dat een goed voorzitter? Al verder lezende komen we de
affaires van Leengoed en Van der Smissen tegen, zeer slechte zaken voor
bestuurlijk Halsteren. Bij het sluiten van de kantine van het sportpark De
Beek werd inspraak overbodig geacht door de heer Roosenboom. De manier
waarop destijds het bestuur van de Stichting Sportpark werd opgedoekt was
zeer unfair. De woordenwisseling over Fort de Roovere in verband met het
betreden door ruiters op dit gebied was voor een bestuurder beneden pijl.
Ik heb mijn plakboek dichtgeslagen omdat ik me ging schamen. Ook ik maakte
destijds deel uit van het gemeentebestuur. Als grootste fraktie in de raad
brengt dit ook een bestuurlijke verantwoording met zich mee, ook meer
macht. Het is een ondervinding van alle tijden, dat ieder mens die over
macht beschikt, geneigd is deze te misbruiken. Hij gaat steeds verder