alauljbroi sjffXXeblub ne 3bxow xbb1> jfoo i e® .Jtoqqsi 3srf rri btfjaoirrsv
-903 9b irl 3ab latfXld eln ia«W nsofc ai ikb 83s± 19 mo naAAoniag iïu
Aoo nsb ws geiiv AI naaaooi xoov n^gofmliioov A00 xssb lus
-i&oAaü sb 3siïï na crtbnodiTsbxsBfgd j:m nfcls naiAainoA xs 9ïX9V9ori ni le
-ïO! ai na rnXtiq 93 i*l3tasIdo*iq tssb iivo jxo bsBXiirsbXBBfafi sbxBsaii
afla IT9X&W 3sQ negnev nannuA qo gnl3flxgX9v 9X9i/3n»v9 9±b nsnni Iq
sb ttav 3eb neb axsbna Itsv Sai/i al j}Oo39d nalsAsd u b r is-i-l
9f 3eb jloo ^l3i8qai3flüRÏieV als nstmiv [lw «jfflIamsW .ooodosioo^! naad
3if3ftbs6t ïtlisiisv R9BTSB abnfis gnJtarfaiXagnlnoW ilt na ainaamsg als
-93 sjfnlll naa lavag nabal nl to (qooIg 19X 9b nas nabaiBad 93 xnalb
ol irslsag AoO .naglxsf-SS 3901 09 3o3 -81 osv bflslesl 9b nsv qooXgirc
3sw 9f nuA tn9sflxgX9V T99ih abasia gnljflovsd eXs f±w buedxsv iad
3shaio Dsbiesfsd ab xoov n9jfluxd9g xs3b1 «3wirod bgwaf 9b xoov un af
abeog naa XXssdols qo uos 3bQ .nansbuo sb xoov at nsA i si iAldoes^
xbbM 3x»bnex9v 39I0 irsgxom lo gesbnsv 3sb 3eb laad tsaw AI .of!s xfses
-Xov X9 gnXxriolXagrrlrroV Ju 9 93n99mag bXb »w nelbul .'sb Isw 39sw Al
(/i9a>ioXqo (itasldoiq trad rssg au 3Bb «njirsdae ne 3dosbeb *bosob
9W slb OS 3d9X3X9V UiT fllb /TSXöXglBfl 3±U XSUOWfli tbn--3 sxsbsüt XBBS
938X99 ab qO .Xesdxav glxxooadfXXsg 099 ibxow 3sH aaruoM bXX 3oH
-3lu xeen oadaos dflXsjfx9wbBsb bBsbxsbnl sw 3ob neb 3bxow bxaoXaXenoaf
BiugloV 3ïsx3sd nsglxBf-SS 3am 09 3o3 -81 Xb3rbb 3eh 3 A .osgitlitov
8/m IA ssitrdxsv a:: nabxow trog oi.'bsg "ison 3o nlai o leS/ma
fid bub((3Xb dl dad 3sb- «3sb 3sb Anab AI .gnJtialananli ixooa ilt xoov
8391 lo buaddawgxos 3aIn It'-maIad iad bnlv AI .novflxrfoa 093bX
blslsd 39/it doo 9w 3sb fx»8n dfiXsblub doo3 r.loa ab 3aflwx9,r xesb na Al
r?9d ^nivsInsflTBe jsnc ni jnxirfolSegninoW bL u,b astigttv iöln s»v ibJbI
16b Jrrsb ^1 &bo9J« gon ns Jiaeri Ioï Ise/i
fTB&g Td^sojn JldWiflliHUqo ifibbbb Ssil r *bsïï &tsïd'i wnBmBB 0i fJtv
die kunnen aangepast worden aan het feit dat rond 2000, -wat die nota
ook duidelijk zegt-, we ongeveer met vijftig procent bejaarden zullen
zitten. Dat vereist een heel ander soort woningen. Dus beleid in die
richting. Samenwerking met de Woningstichting dat wil ik duidelijk
benadrukken. Er naar zoeken van, wat hebben we in de toekomst nodig.
Die toekomst ligt waarschijnlijk dichterbij dan we allemaal denken.
Het lid van de Watering: Ik dacht dat ik kon beginnen met te zeggen
dat ik onderschrijf hetgeen zowel door de heer van Eekelen, de heer
Roosenboom en door de heer Mouws is gezegd. Ik moet ook erkennen dat
het rapport voor mij een goed stuk is. Daar heb ik dus totaal geen
kritiek op. Enkele punten die gesignaleerd worden in het rapport ver
woordt U in Uw eigen voorstel. Waarvan namelijk opvalt dat er een
vertrekoverschot is bij de jongeren. Dat heeft dus verschillende
oorzaken en het is niet aan mij om daar dieper op in te gaan. Waar ik
eigenlijk bij stil blijf staan is wat U zelf ook signaleert in Uw voor
stel, namelijk de huisvesting voor bejaarden. Het is inderdaad zo als
de heer Mouws gezegd heeft. Het gaat niet zo zeer meer om het aantal
woningen dat we in de nabije toekomst moeten bouwen om het woningte
kort op te vangen. Naar mijn mening gaat het meer om de behoefte aan
het soort woningen te bevredigen. Dan moet ik eigenlijk weer een klein
stukje terug gaan in de geschiedenis, toen ik voor het eerst van mijn
leven als raadslid met deze zaak in aanraking kwam. Toen was ik zelf
nog jong. Toen begonnen we te praten over de allereerste woningbouw
welke is gepleegd aan de Schoolstraat. Op dat moment werd er niet over
hejaardenwoningen gesproken, ook niet over huisvesting van bejaarden.
Maar nu zijn we immers bijna een jaar of vijftig verder en ben ik zelf
bejaard en voel ik aan den lijve dat er aanpassingen nodig zijn aan
een bejaardenwoningMaar er komt nog iets bij. Hier wordt dus alvast
gesuggereerd om, -enfin U zegt zelf-, we spelen voorzichtig in, op de
bouw van een negental bejaardenwoningen en het geschikt maken van de
Centrumschool voor bejaarden. Dat is maar een beperkt aantal en
serieus is, -we kunnen het ook uit de overvloedige krantenberichten
die ons bijna dagelijks voorgeschoteld worden lezen-, dat er
uiteindelijk een schrikwekkende, misschien is het een verheugende,
vergrijzing plaatsvindt. Maar inderdaad, als we de pers mogen geloven
dan is in het jaar 2000 de bevolkingsverhouding ook hier, fifty-fifty.
Dat betekent dat de behoefte aan soorten woningen heel anders zijn dan
op dit moment. De Woningstichting is aktief met betrekking tot het
bouwen van eensgezinswoningen. Maar naar mijn gevoelen niet aktief
genoeg met betrekking tot het bouwen of kreëren van
huisvestingsmogelijkheden, passende huisvestingsmogelijkheden voor
bejaarden. Wat ik op dit moment bepleit is, zoals ook door de vorige
sprekers is verwoord, meer aktiviteit met betrekking tot het kreëren
van geschikte bejaardenwoningen, aangepaste bejaardenwoningen, maar
dan komt er nog iets bij. Dan pak ik mezelf als ouder geworden zijnde,
als voorbeeld. Een bejaarde mens die zit als regel in een woning
waarin hij al dertig/veertig jaar woont. Waarin zijn kinderen geboren
zijn, waarin lief en leed zich heeft afgespeeld, waarin geboortes zijn
en misschien ook sterfgevallen. Een oude mens is gehecht aan zijn
woning en heeft er altijd bezwaar tegen, naar mijn gevoelen, om te
verhuizen. Op een gegeven moment zal hij moeten verhuizen, omdat de
woning waarin hij verblijft, niet aangepast is. Er zijn zoveel van die
kleine dingen. Ik maak dat zelf dagelijks mee. Bijvoorbeeld een
handgreep ergens op een trapje. Ik zal even een voorbeeld noemen. Daar
staat bij wijze van spreke de w.c. op een verhoging, dat zijn maar
twee treden omhoog. Er zit geen handgreep en dat is waarschijnlijk net
crsgninow
IV 113 3fl
VS$ T9Ö>f no
alA f!8G$
slK
9V 3&b iirèL il
Bil Ijf
jnsv- f nr9galiTOw
#sor?9jg iTBgnlffOv