itldlaiïïv *ïb b n* ei Jv ,1#ï^:rr l±".bT l'T^a^lL rf C sib qo mo ,8Bw teswsad nssg la la aagB~xv 93 isaiuó sb mo ,rr»l9bnBw»<f 38b 3la3a 5J 3cv ialuf Issorsl^d 3sin jloo a± tsH .neeg 93 ixsw 93 rain «at -43- delijke planologie niet mijn verdienste, daar heb je deskundigen voor, door wie je je als bestuurder laat adviseren. Er moeten echter wel besluiten genomen worden. We moeten er geen chaos van maken. Je moet wel zorgen dat je bestuurlijk slagvaardig blijft zodat er besluiten genomen kunnen worden, dat is wel belangrijk. De voortgang daar moet je voor zorgen dat die er in blijft. Voor de rest moet je je door des kundigen laten adviseren en dat heel zwaar laten wegen. Dat is denk ik van het allergrootste belang. De kern van mijn betoog is, ook richting heer van Eekelen, dat dit kollege, voor zo ver mij bekend, nooit vrij stelling heeft verleend tot minder dan tien meter. Dat is mijns in ziens nooit gebeurd. Ik heb uitgelegd hoe het in elkaar zit. Soms zit het wel in het bouwvlak dat er minder dan tien meter overblijft. Dat wel. Vrijstelling kan ik me niet herinneren, dat we dat gedaan hebben. Ik durf dat niet keihard te zeggen, want dan moet ik dat nagaan. Ik kan me dat echter niet herinneren, we hebben dat voor zover ik weet, nooit gedaan. Dit omdat we er juist zo principieel over gediskussieerd hebben. Daarom willen we daar ook best nog eens goed naar kijken en het ook met de stedebouwkundige en met de kommissie het er nog eens over hebben. Ik vind dat de buurt, als je dat doet, juist omdat de belevingswaarde van het plan eigenlijk al wat benauwd is gezien de aard van de bebouwing, daar ook bij moet worden betrokken. Dat is al les. Dat lijkt mij een redelijk voorstel. Ik geef U, dat doe ik niet zo vaak, maar ik geef U in overweging om op dit voorstel gezien de wijze waarop wij hier inhoudelijk willen ingaan, positief op in willen gaan formeel te beslissen. Dit is geen negatieve benadering, ik acht de kans zelfs zeer groot dat er misschien wel uitkomt, hetgeen betrok kene wenst. Dat wil het kollege echter wel op een evenwichtige wijze in samenwerking met belanghebbenden doen gezien de aard van de be bouwing. Het lid Roosenboom: Ik ben bereid U te geloven. Door te zeggen we hebben er nooit in het kollege over gediskussieerd, maar het is waar schijnlijk ook nooit door de ambtelijke adviezen aangereikt en nu wel. Daar zit dan de omissie. De voorzitter: Dat is een nieuw aspekt in deze diskussie, dat geeft temeer aan hoe belangrijk het is om dat eens even goed te bekijken. Dit is belangrijk. Wij, zoals we hier achter de tafel zitten, kunnen ons niet herinneren dat we het ooit anders gedaan hebben. Juist niet omdat we er toen zo zwaar over gediskussieerd hebben. Ik stel voor nu tot stemming over te gaan. Het is een kwestie van vóór het voorstel van het kollege of tegen het voorstel. Als U tegen het voorstel bent dan vindt de raad dat er bouwvergunning moet worden verleend, laten we het zo interpreteren, dan hoeven we maar een keer te stemmen. Als U tegen het voorstel van het kollege bent dan konkluderen wij hieruit dat de raad vindt dat er bouwvergunning verleend moet worden. Het lid van Eekelen: Er is een belangrijke vraag van mij blijven liggen. De voorzitter: En dat is? Het lid van Eekelen: Die kroonvraag. De voorzitter: Die kroonvraag daar doe ik op dit moment geen uit spraak over. Dat is een bevoegdheid van dit bestuursorgaan waar ik me nog niet op heb beraden, omdat ik van mening was dat het duidelijk is dat dit volgens het bestemmingsplan niet kan. Dat de raad daar geen bouwvergunning voor gaat verlenen. Ik heb me daar niet op beraden. Ik heb er 24 uur de tijd voor om daar over na te denken en dat doe ik. I fl t'l f r t j,f, Qt 4_ J L ^1' tt 4J, sH Ö8B7 90 •JÏ9V9S Si 9 Wi/Ou 099 1 9S90 -

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1987 | | pagina 171