-24- Schrijven van het Anti Bont Comité inzake het weren van pelsdierfokke- rijen. Het lid Frietman-HoppenerOnze partij heeft begrip voor dit schrij ven van het Anti Bont Comité. Het fokken van dieren met louter als doel het verkopen van bont valt ons inziens te veroordelen. Als dan in een, waarschijnlijk aan alle raadsleden, gezonden brief van een vere niging van Pelsdierenfokkers ook nog eens het begrip euthanasie op pelsieren wordt gehanteerd, hebben we hiertegen ernstige bedenkingen. Immers onder euthanasie wordt begrepen, uit het lijden verlossen van doodzieke dieren. Hier gaat het puur om het doden voor het fraaie vel letje ten behoeve van iets wat we niet echt nodig hebben. Overigens, we hadden het hiervoor nog even over het bezit. Het bezit van een fraaie diamant is ons inziens meer te respekteren dan het bezit van bont. Mocht zich onverhoopt de situatie voordoen dat een pelsdieren fokker zich binnen onze gemeente aanmeldt, dan hopen we dat U voor noemde opmerkingen in overweging neemt wanneer het op besluitvorming aankomt De voorzitter: Wij respekteren Uw mening ten aanzien van het fokken van pelsdieren voor het doel waarvoor dat is bedoeld. Ik kan hier ver der onzerzijds geen inhoud aan geven, over wat het kollege hier van vindt, zo ver zijn wij niet gekomen. Ik denk dat een ieder van ons daar individueel wel een bepaalde mening over heeft. Ik kan hier echter thans geen kollegestandpunt over weergeven. U maakt ook een vergelij king tussen bont en een diamant, die vergelijking is aan U. Daar kan natuurlijk ook weer verschillend over worden gedacht. Ik zeg niet dat ik er anders over denk dan U, maar ik kan me voorstellen dat andere mensen hier weer anders over denken. Het is Uw goede recht om die mening hier naar voren te brengen, laat daar geen enkel misverstand over bestaan. U heeft hier van Uw principe blijk gegeven, dat is op zich prijzenswaardig. Wij hebben het wat praktisch benaderd. In de eerste plaats is er niet zo'n fokkerij binnen onze gemeentegrenzen en in de tweede plaats ziet het er voorlopig ook nog niet naar uit dat dat het geval zal zijn. We hebben nooit een aanmelding of verzoek in die richting gehad. In de praktijk hebben wij er dus niet mee te ma ken. Laten we praktisch zijn en er op dit moment niet al te grote uit spraken over doen. Het kan natuurlijk zijn, daar wijst U op, dat we in de toekomst worden gekonfronteerd met een aanvraag. Dan komt die vraag natuurlijk principieel wel aan de orde. Dan is punt a, wat is het standpunt van het kollege en de raad. b, als het zo zou zijn dat men tegen vestiging is wat heb je dan voor middelen. Die middelen via bestemmingsplannen hanteren ik denk dat dat een onei genlijk middel is. Het zou goed zijn om het zo te doen als het ook zou worden goedgekeurd. Ik heb echter begrepen, dat ook het provinciaal bestuur van mening is, dat het een oneigenlijk middel is om dit via de planologie te doen, via een bestemmingsplan. Dat zal niet kunnen waar schijnlijk. Er kan een nadere ontwikkeling komen in zo'n standpunt na tuurlijk. Per slot van rekening is het kollege ook gewijzigd, er is zelfs een Gedeputeerde bij gekomen. Het waren er 7 nu zijn er acht. Wie weet is het standpunt veranderd. Dat was toen echter hun mening. Dan heb je ook nog andere middelen, zoals de Hinderwet en dergelijke, maar dat is allemaal pas aan de orde als je van mening bent dat je er tegen bent. Daar komen we thans niet aan toe, omdat we in de praktijk dan met een diskussie bezig zijn over een feit waar we tot op heden niet mee zijn gekonfronteerd. Daarom dat wij dit wat praktisch hebben J txw Q IÖOI2 Putlt 9

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1987 | | pagina 152