f -19- Mevrouw Frietman heeft aangegeven ook hiermee niet gelukkig te zijn. Ik heb voldoende aangevenen dat wij dat ook niet zijn. We moeten met zijn allen een regeling maken, dat staat vast, om het vervoer van de kinderen veilig te stellen. Daarnaast moet er die bepaling in,ook dat is imperatief voorgeschreven. We kunnen daar niet onderuit. Ik heb in de commissie duidelijk toegezegd, -dan zit ik ook al aan de vraag van de heer Mouws-, als er zich knelpunten voordoen dat die dan opgelost moeten worden. Alleen wanneer doen zich knelpunten voor in het kader van financiën. We hebben daar in het verleden wel eens in vergaderingen van de commissie van financiën over gesproken. Het is heel moeilijk om daar een verschillend beleid ten aanzien van diverse verstrekkingen op te gaan voeren. Je moet dat toch als algemeen beleid gaan bestempelen. Wanneer iemand in de knel komt met zijn financiën, dan moeten daar oplossingen voor zijn en in principe is daar een beleid voor. De heer Mouws heeft ook nog aangegeven, artikel 24 dat geeft dan de mogelijkheid om te ontsnappen. Dat is inderdaad zo dat in bijzondere gevallen dat kan, maar niet dat als algemene regel er van afgeweken kan worden. Dat is het verschil van interpretatie. Wat dat aangaat is de toezegging die ik gedaan heb in de commissie, naar ik hoop in elk geval voldoende. Als er zich bijzondere gevallen voor doen, dat heb ik ook in de commissie gezegd, dan moeten die opgelost kunnen worden. De voorzitter: Omdat hier ook een bestuurlijk aspekt aan de orde is wil ik dit nog even toelichten. Het niet aannemen van deze verorde ning, op dit moment, zou betekenen dat we niet op tijd een verordening hebben en dan komen de mensen daarmee in de kou te staan. Dat is een slechte zaak. Je moet namelijk een verordening hebben met deze bepalin gen. Dat is imperatief voorschreven. Mevrouw Frietman heeft er ook op gewezen dat zij er grote moeite mee heeft. Maar zonder deze verordening kunnen we niets doen. Dat zou een hele slechte zaak zijn. De emotionaliteit, die blijkt uit hetgeen naar voren is gebracht, die onderschrijven wij. Ik denk dat we moeten probe ren om na de vakantie met inventief beleid dit te regelen. Ik denk dat wij als gemeente hier er niet alleen in staan. Misschien dat hier geza menlijk nog om toch nog eens te zien of daar een oplossing voor gevon den kan worden, maar je lost het niet op door deze verordening nu niet aan te nemen. Dan laat je de mensen in de kou staan, dan is er geen verordening, dat is een slechte zaak. In het algemeen is het natuur lijk zo dat decentralisatie van beleid mooi is, maar niet voor die zaken waarop bezuinigd moet worden.Dat zien we steeds weer. Wij krij gen dan toch de zwarte piet toegespeeld heb ik de indruk. Dat is echter niet alleen op dit onderdeel het geval. Wij zijn demokraat voldoende om toch in elk geval te zorgen dat deze regeling zo wordt uitgevoerd. Dat is vanzelfsprekend, dat staat niet ter diskussie. Dat heeft in het kollege ook niet ter diskussie gestaan. Je mag echter wel op alle plaatsen en alle gelegenheden waar dat mogelijk is ons bezwaar kenbaar maken. Dat wilde ik toch nog even vanuit het bestuurlijke, naar voren brengen, omdat we anders zonder verordening zitten, met alle consequenties van dien. De heer van Eekelen zei namelijk wij zijn hier tegen. Akkoord, maar dan hebben we niets en dat is een slechte zaak. Het lid SomersOp de allereerste plaats, ik heb zondermeer niet voorgesteld om de hele financiële regeling weg te laten. Ik heb voor gesteld, ik zal het nader toelichten, om aan artikel 21 een onderdeel te wijzigen. Ook al zijn we dan een beetje in strijd met de algemene maatregel van bestuur. Als ik namelijk het voorstel, zoals wij dat van het kollege hebben gekregen, als ik daar een zinsnede uitlicht, dan proef je toch heel duidelijk dat het kollege dit eigenlijk ook niet zo'n goede zaak vindt. Als iedereen binnen deze raad er niet zo geluk-

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1987 | | pagina 117