In de raadsvergadering van juni 1985 mochten wij vernemen, dat de gemeente Halsteren aan 1984 bijna 7 ton geld had overgehouden, ter wijl dat met betrekking tot 1983 ruim 883.000,betrof. Hoewel de zo juist vernoemde cijfers interessant zijn te noemen, minder interessant zijn ze naar onze mening, als blijkt dat van het overschot van 1984 bijna 3 ton is gehaald uit de personele sector. Ook wij weten het streven van het college, om telkenjare en steeds weer opnieuw de begrotingen sluitend te maken, te waarderen. Wij spreken evenwel andermaal onze grote bezorgdheid uit, dat bij doorgaande bezuinigingen in de personele sector het aanzien van de gemeente wel eens ernstig geschaad zou kunnen worden. De vermelding in de Begeleidingsnota, dat de samenstelling van de begrotingen' dit jaar heeft plaatsgevonden onder grote tijdsdruk en dat de begrotingen van Gemeentewerken en van de Dienst Sport en Openlucht Recreatie niet op het geplande tijdstip gereed konden zijn, nopen ons tot het plaatsen van enkele, overigens goed bedoel de opmerkingen. In onze Algemene Beschouwingen van de twee voorafgaande jaren wijd den wij ook enkele regels aan de positie van de ambtenaren. In een krantenartikel, dat ons toevallig een dezer dagen onder ogen kwam, lazen wij, dat een"36-jarige Amsterdamse Gemeente-ambtenaar sinds 1983 in zijn beloning 118,netto per-maand was achteruit gegaan De harde hand van dit bezuinigingskabinet heeft hiermede wel het snelle streven naar een 36-urige werkweek op een bijzonder laag pitje gezet. Wij beoordelen niet of dit voorbeeld maatgevend is voor de posi tie van de Halsterse ambtenaar. Een feit is evenwel; met de burger leverde ook de ambtenaar teveel aan koopkracht in en daarmede naar onze stellige overtuiging ook een stuk arbeidsvreugde, ambitie en energie. En aldus belanden wij nu bij de vraag van wat doet er op? Is het de onderbezetting, het ziekteverzuim, het personeelsverloop, de sfeer die tot de tijdsdruk en het niet op de geplande tijdstip beschikbaar hebben van de cijfers voor de begroting van de D.S.O.R. hebben geleid? Plegen wij geen roofbouw op de persoon van de ambtenaar? Ooit is in deze raad gesteld, dat de persoon van wethouder Roosen— boom de ambtenaar tot het eind van zijn kunnen bracht. Die wethouder Roosenboom is als zodanig niet meer daar en toch lijkt het ons, dat ds problematiek eerder toe dan afgenomen is. Realiseren wij ons wel voldoende, dat de jaarlijkse overschotten, grotendeels verkregen uit de personele sector, in feite sloopaktivi- teten zijn gericht tegen de mens ambtenaar en gaan tenslotte ten koste van zijn produktiviteit? Reeds voorgaande jaren waarschuwden wij er voor, dat het streven om op sluitende begrotingen alsnog overschotten te maken geen obsessie mag worden. Deze waarschuwing herhalen wij bij deze. -7- Een ander aspekt welke naar onze mening niet onbesproken mag blijven en hetgeen, naar wij veronderstellen ook een bijdrage levert aan een te grote werkdruk voor het ambtenarenkorps in de huidige formatie, is ongetwijfeld de grote papiermassa aan circulaires, regelingen, rapporten en al wat dies meer zij, veelal verwoord in een moeilijk begrijpbare taal, die worden ultgestoi^t, die moeten worden gelezen, bestudeerd en beadviseerd richting college, raad en commissies Wij vragen ons af, of dit risicoloos wel te verwerken, lichamelijk en of geestelijk, is en is het allemaal wel beslist nodig? Hoewel de begroting 1986 sluitend is en zoals nu gepland, voor 1986 geen belastingverhogingen in het vooruitzicht worden gesteld, met uitzondering dan die der reinigingsrechten, blijft toch de kwestie Onroerend Goed Belasting steeds als een bedreiging boven onze hoofden hangen. Zeker het Rijk bezuinigt, de obsessie van dit kabinet, maar ze doen het ons inziens wel erg eenzijdig. Het Rijk verordent, het Rijk beveelt en ondertussen wordt er ge kort op de uitkeringen uit het gemeentefonds en gekort op de rijks bijdragen, terwijl het profijtbeginsel in volle hevigheid dient te worden toegepast. Wij kunnen dus stellen, dat hoewel de regering steeds hoog opgeeft van een lichtpuntje aan het eind van de tunnel, dat het juist de ge meenten zijn, die de tekorten van de rijksoverheid terugbrengen, terwijl zij zelf nauwelijks iest doen om te bezuinigen. Dat wij daarmee op een zeer teer punt zijn aangeland behoeft nauwelijks enig betoog. Het zijn immers de gemeenten die als bestuurslaag het dichtst bij de burgerij staan. Wij als gemeenten, als raad der gemeente, worden veelal .in eerste instantie door de burgers als het gaat over zaken zoals orde, veiligheid, huisvesting,welzijn, onderwijs, cultuut, sociale voorzieningen en al wat dies meer zij, aangesproken. Daarbij komt nog, dat de gemeente van lieverlee ook nog taken van het Rijk most overnemen. Hierbij valt.o.a. te denken aan Stads— en Dorpsvernieuwing, Welzijnswerk, Sociale Uitkeringen, waarbij ik on middellijk moet aantekenen, wat staat de gemeente te wachten als de stelselvernieuwing van de Sociale Voorzieningen een feit wordt? Ondanks de weinig optimistische tendens van het voorgaande kunnen wij ons als Leefbaarheid Halsteren-Lepelstraat uitstekend vinden- in de passage in de beleidsnota, dat het college niet voornemens is de belastingruimte te gebruiken, daar het besteedbaar inkomen van de bur gers reeds door velerlei andere oorzaken onder druk staat. Algemeen Bestuur. Wij namen kennis van het vervroegde tijdstip der gemeenteraads-ver— kiezingen, met als gevolg vervroegd aantreden met daarop aansluitend de wethoudersverkiezing. Uiteraard zullen de in deze raad vertegenwoordigde partijen op hun eigen wijze hun best doen om de gunst van het kiezersvolk te ver werven Ook Leefbaarheid Halsteren-Lepelstraat, en op waardige wijze. Met betrekking tot de notitie om na de installatie van de nieuwe raad de portefeuilleverdeling nader te bezien, alsmede het aantal raadscommissies achten wij een zeer goede zaak en zal zeker de gemeen telijke struktuur ten goede komen.

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1985 | | pagina 89