-18-
Ons inziens, mijnheer de voorzitter, een erge zaak en wij kunnen
ons niet herinneren, dat er ooit een buurt of een wijk is geweest,
die publiekelijk het gedrag van een college op dergelijke wijze
heeft veroordeeld.
Het verzet smeult en wij zijn van mening, dat het college van zeer
goede huize zal moeten komen om het geschokte vertrouwen van een
zo belangrijk deel van de bevolking te herstellen.
Trouwens met betrekking tot de inspraakprocedures vragen wij ons
af, of ter zake van het bestemmingsplan niet is gehandeld in strijd
met de Wet Openbaarheid van Bestuur wat betreft de plicht van de
Overheid om aktief, dus ongevraagd zelfs, voorlichting te geven,
als dat in het belang is van goed en democratisch besturen.
Tenslotte, mijnheer de voorzitter, ter afsluiting van dit thema
een hint naar de architekt en opdrachtgevers van de volkswoning
bouw: het verlangen naar het weer inbouwen van de traditionele
schoorsteen neemt weer toe,
Lagere kosten, vlammen kijken en gezelligheid stimuleren de terug
keer.
Redenen te bevorderen, dat de schoorsteen weer in het bouwplan
wordt opgenomen.
Prioriteitenschema
Regeren is vooruitzien.
Wij namen kennis van het ontwerp-prioriteitenschema 1985-1989.
Ook wij zijn van mening, dat ondanks alle bezuinigingen investe
ringen nodig zijn.
Investeringen, zeker de arbeidsintensieve, leveren enerzijds een
stuk werkgelegenheid op, anderzijds dragen zij bij tot behoud en
verbetering van de door ons zo hoog genoteerde leefbaarheid van
de gemeente.
Of de uitvoering moet geschieden in de volgorde van zo zij sche
matisch zijn vermeld, menen wij in dit stadium nog geen uit
spraak te kunnen doen.
Het lijkt ons gewenst de objecten, zoals zij zijn voorgesteld, bin
nen onze groepering te bestuderen en overigens met onze achterban
te bespreken.
Overigens menen wij toch wel, dat op grond van calamiteiten of aktue-
le kwesties het mogelijk moet zijn op de schema's in te breken.
Epiloog.
Mijnheer de voorzitter, ik wil mijn prevelement beëindigen.
Niet dat wij gebrek hebben aan onderwerpen, die zouden passen in
de Algemene Beschouwingen, integendeel.
Graag hadden we nog bij ons gedeponeerde stekeltjes opgezet aan
gaande hoorzitting, jeugd en milieu, stankklachten en onvrede
bij het publiek ten aanzien van de reiniging.
Dat bewaren wij voor later.
Wel meen ik nog even het Brabants Nieuwsblad van 7 mei 1984 in de
herinnering op te moeten roepen.
Daarin deden namelijk enkele fractieleiders met de voorzitter in
cluis een aantal minder vleiende uitspraken aan het adres van Leer-
baarheidswoordvoerder Roosenboom
Mijnheer de Voorzitter, ik wil niet in een weerwoord afdalen, maar
gezegd moet worden, dat het hartverwarmend was de massale aanmel
dingen van nieuwe leden te mogen noteren sedert dit artikeltje in
de krant.