-10- Wethouder van der Weegen: Meneer van Eekelen heeft twee dezelfde probleemp jes naar voren gebracht. Dat is in elk geval het eerder inschakelen van de raad opzich.Het ;is zoals het plan er nu ligt duidelijk opgesteld met Éb-bedoeling om regelmatig binnen de ontwikkeling van het totale plan,-en dat heeft U ook bij punt drie van het voorstel kunnen lezen-, om met name de kommissie Onderwijs,Welzijn en Bibliotheek daar vrij intensief mee bezig te laten zijn. Ik denk dat de procedure als zodanig wat kan versnellen. Je bent dan wat minder gebonden aan bepaalde tijdstippen. Als de raad meent dat zelf te moeten zien, dan wil ik best overwegen om dat in de raad terug te koppelen. Het is wel zo dat het bij het normale jaarplan zo is geweest,- en dan spreek ik met name op het tweede aspekt wat de heer van Eekelen naar voren haalde-, dat is de publikatie en daarna pas aanbieding aan de raad. Dat is ook met de jaarprogrammass zo. Het kollege stelt een ontwerp-programma op. Dat wordt gepubliceerd. Alle betrokkenen hebben mogelijkheden om daar bezwaar tegen in te dienen. Het plan wordt aan de raad aangeboden met het antwoord van het kollege op de bezwaren, die dan daarvoor ook nog een keer in de kommissie zijn geweest. Bij de jaarplannen waar ik ervaring mee heb, is dat steeds goed verlopen. Een voorbeeld is laatst gegeven met de Scouting groep, om meer huur. Die maakten ook daartegen bezwaar. Het is in de kommissie geweest. Het kollege heeft daar een antwoord op gegeven en dat is door de raad overgenomen, de raad heeft dat meegenomen bij de vaststelling van het plan.Ik wil het best nog een keer terugkoppelen via de ingekomen stukkenhoewel alle partijen,behalve de V.V.D. die niet in die kommissie zit,in elk geval, in voldoende mate daarop kunnen inspelen. Dat is in elk geval onze bedoeling. De heer Mouws heeft de wens van de heer van Eekelen ondersteunt en hij heeft daarnaast gevraagd de financiële verwachting die we hadden bij het eerste plan zijn die waargemaakt. Ik ga ervan uit dat hij bedoelt, hebben we de subsidie gekregen die we toen ook verwachtten. Het is zo, dat op basis van ons plan wat we toen gemaakt hebben, er konform de bepalingen die Rijksoverheid op dat gebied had, een subsidie berekend is. Die is inderdaad aan de gemeente uitgekeerd. Daar worden kortingen op gepleegd, maar dat is het beleid van de Rijksoverheid die dan later vastgesteld zijn. Mevrouw Heimig heeft gememoreerd, er worden nu bepaalde aspekten in het plan betrokken en is het dan niet in elk geval te overwe- gen om daar ook andere kommissies bij te betrekken. Ik heb, moet ik eerlijk zeggen, daar nog niet zo tegenaan gekeken.Maar het is zo dat er bepaalde verordeningen liggen met betrekking tot bepaalde aspekten. Voor muziekonderwijs hebben we een subsidieverordening muziekonderwijs. Voor sportzaken hebben we een subsidieverordening voor de jeugdsport. Ik denk dat het in elk geval zo moet zijn dat als er op basis van de uitkomsten van het onderzoek wat gedaan wordt, als je gaat tornen, aan die verordeningen, dan is het niet meer dan billijk dat je inderdaad die kommissie daarbij zou betrekken. Dat wil ik haar hier ook wel toezeggen. Maar dan moet het wel uitdrukke lijk zijn als daar op basis van onevenwichtigheid aan getornd gaat worden De vooritter: Misschien mag ik nog iets over de procedure zeggen. Het is zo dat de heer van -Eekelen zoals de wethouder ook reeds zei, twee voorstellen doet die er om vragen de raad eerder in te schakelen. Zijn eerste voorstel is om aan het eind van fase twee, heb ik begrepen, de raad te informeren via de ingekomen stukken en mededelingen, wat de stand van zaken is, waarbij de raad dan eventueel de mogelijkheid heeft om daar reaktie op te plegen. Kijk, op zich zou daar wel in tegemoet kunnen worden gekomen. -11- Dan is wel het punt, wanneer doe je dat. Op het moment dat de enquete is gehouden en de enquete binnen is of pas nadat de eventuele gesprekken met de verenigingen hebben.plaatsgevondenDat is namelijk een ander moment.. Het is goed dat nu tevens vast te stellen. U kunt er nog even over nadenken. U kunt zo in tweede instantie daarop antwoorden, of Uw opmerkingen daarover maken. V/at betreft het tweede voorstel dat de heer van Eekelen deed, en wat de heer Mouws ondersteunde, maar wel met een zeker "maar,mits"het plan niet wordt opgehouden. Deze procedure is een procedure die we tot nu toe altijd gevolgd hebben. Ook bij de uitgebreide vaststelling van de plannen in het kader van de kaderwet specifiek welzijn. Dat kan ook haast niet anders. Ook voor de Ruimtelijke Ordening wordt deze procedure altijd gevolgd voordat je het plan in de raad brengt, laat beoordelen, wordt het ter visie gelegd,kan de burgerij haar mening naar voren brengen. Aan het eind komt de raad dan aan bod. De raad moet name lijk eerst wel de mening weten van de burgers of men het er mee eens is ja dan neen. Ik dacht juist omdat dat eerste punt er nu ingeschoven wordt U een mogelijkheid hebt om aan het eind van fase twee toch, als U vindt dat het noodzakelijk is,Uw inbreng te leveren. Ik denk dat dan het tweede voorstel overbodig zal zijn. Want dit is een procedure die altijd al zo is geweest. Ik denk niet dat wij zo kreatief zijn om daar nog iets zinnigs aan toe te voegen. Zo'n V/et Ruimtelijke Ordening bijvoorbeeld is een zeer afgewogen wet. Eenieder komt zo goed aan zijn trekken. Dus dat eerste voorstel geen bezwaar. Voor het tweede voorstel zou ik U willen vragen om dat niet te handhaven maar fase drie te laten zoals het nu is. Het lid van Eekelen: Uw eerste -vraag was, wanneer en op welk tijdstip dat dat zou moeten gebeuren. Wij zijn de mening toegedaan als fase twee afgerond is. Alleen een ding begrijp ik niet,ik vraag gewoon om bijvoorbeeld bij fase drie, voordat het in de publikatie gaat, het in de januarivergadering ter visie te leggen,niet meer en niet minder. Gewoon bij de raadsstukken. Wij worden pas in maart als raad ingeschakeld.Maar waarom zou je dat niet bij de ingekomen stukken van januari kunnen leggen. Ik zie daar het bezwaar niet van. Degenen die er werkelijk in zijn geïnteresseerd die kunnen daar dan hun weetje en zegje mee doen. Wethouder van der Weegen: Ik denk dat er ten aanzien van het eerste aspekt duidelijkheid is. Behoefte in elk geval na de afronding in fase twee. We zullen dat dan ook terugkoppelen naar de raad. Het tweede aspekt is dat inderdaad het meningsverschil van, als de raadsleden behoefte hebben om het ontwerp-plan te beoordelen. Ik denk dat ze dat zonder meer toch wel toegestuurd zouden krijgen. De vraag is alleen van, de diskussie waarover. Er vindt op dat moment in principe geen besluit plaats. Ik denk dat dat inspreken op dezelfde wijze ook voor de kommissieleden zou kunnen gebeuren. De voorzitter: Ik denk ook dat dat beter is. Daar hebben we nu juist een kommissie voor om dat te begeleiden en om ons college te adviseren.Om dan een maand voordat het plan wordt vastgesteld ook al diskussie hierover te voeren in de raad gaat toch wat te ver. Ik denk dat het dan beter is dat de burgerij eerst aan het woord komt, maar de kommissie is er wel steeds bij. Wethouder van der Weegen: Dat ontwerp-plan zullen we in elk ge val aan alle raadsleden toesturen als de V.V.D. daar vragen over heeft dan weten ze de voorzitter van die kommissie wel te vinden neem ik aan.

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1984 | | pagina 32