-2- OPENING: De voorzitter opent de vergadering met het gebruikelijke gebed. 1. VASTSTELLING VAN DE NOTULEN VAN DE RAADSVERGADERINGEN VAN 22 MAART 1984 EN 19 APRIL 1984. De voorzitter:Met betrekking tot de notulen van 22 maart zijn een tweetal opmerkingen bij mij binnengekomen. Op de eerste plaats op pagina 20. Dit is onder andere door de heer Mens ingebracht. Maar ik geloof ook nog door meerdere raadsleden. Hier staat iets boven het midden:"Ik denk dat dit tevens een antwoord is aan de heer van den Kieboom"Dat moet zijn: de heer van Eekelen. Dit betreft de 19e regel van boven als ik goed tel. Dat is de eerste opmerking. Dan de tweede opmerking die is gemaakt naar aanleiding van deze notulen en wel op pagina 22. Het betreft de stemming ten aanzien van punt 25 van de in gekomen stukken en mededelingen. Er wordt gekonkludeerd dat het voorstel is aanvaard met. acht stemmen voor en zeven stemmen tegen. Maar als U dan de tegenstemmers telt komt U maar aan zes. Dit komt omdat mevrouw Wiersema er niet bij is genoemd. Dit moet alsnog worden aangevuld. Verder zijn er geen op- of aanmerkingen binnengekomen over de notulen van 22"maart, zodat deze hierbij zijn vastgesteld. Met betrekking tot de no tulen van 19 april zijn geen op- of aanmerkingen binnenge komen. Dat betekent dat die ook zijn vastgesteld. 2. INGEKOMEN STUKKEN EN MEDEDELINGEN. De voorzitter: Wie wil er punten van de ingekomen stukken en mededelingen aan de orde stellen? Het lid RoosenboomPunt 15 en 16. Het lid Wiersema-DupréPunt lê Het lid van Eekelen: Punt 21 Het lid MouwsPunt 18. De voorzitter:Dan voegen we die punten aan de agenda toe. Voor het overige wordt besloten konform de voorstellen van burgemeester en wethouders. 3. VOORSTEL TOT HET VASTSTELLEN VAN HET BESTEMMINGSPLAN"RODE BEUK 1982". Het lid Roosenboom: Er zijn door vier mensen bezwaren in gediend tegen het plan. Als je het bezwaarschriftje leest dan blijkt dat het een paar zinnen zijn waarin de mensen kenbaar maken dat ze bezwaar maken tegen het plan, maar zij noemen niet konkreet waartegen. U gaat er echter wel in Uw stuk nader op in. U gaat ervan uit dat deze mensen bezwaar maken tegen de verdichting. Ik heb de moeite gedaan om wèl bij de mensen te gaan informeren wat hun bezwaar was. Het was geenszins de verdichting. En ik vraag me af waar om er ook vanuit het gemeentebestuur niet even de moeite v/as gedaan cm bij die mensen te informeren, zoals dat ook wel gebruikelijk is. Als het kollege hen een briefje had gestuurd met h<± verzoek hun argumenten wat nader te verklaren, dan had men gehoord dat deze mensen geen bezwaar hadden tegen de verdichting. Dan had deze onzin ook achter wege gelaten kunnen worden. Deze mensen hebben bezwaar gemaakt tegen de arcering, omdat bij hun achtertuinen de arcering ophoudt bij de zijgevel van hun panden. Dat geldt bij alle vier deze mensen. Wij vinden dat dat in alle eerlijkheid zou moeten worden gehonoreerd. Het is ook in de kommissie Ruimtelijke Ordening aan de orde geweeest. In de praktijk was het zo, dat in andere plannen, waar ook die arcering gelijk liep met de zijgevel, later toch bouw werken werden opgericht. Dat moest dan altijd gebeuren met moeilijke procedures artikel 19. Nu zou je dat allemaal achter wege kunnen laten door de arcering nu gewoon door te trekken tot op de perceelgrens. Zouden eventueel de mensen later daar gebruik van willen maken, om overeenkomstig het bestemmings plan in hun tuin een bijgebouw te bouwen, dan kan dat zo geschieden. Wij zullen dan ook een amendement indienen dat alsnog die arcering komt te lopen tot op de erfscheiding. Het lid van Eekelen: Wij zijn het wèl met Uw voorstel eens. Alleen als Werknemerspartij bevreemdt het ons dat de laatste tijd bij ieder bestemmingsplan,-bijna ieder bestemmingsplan,- dat hier in de raad passeert, een bezwaar ligt van de Groepe ring Leefbaarheid. Ze gaan steeds verder met het gebruiken van woorden als getto-vorming en ga zo maar voort, als het over andere plannen gaat. Dan vinden wij het om niet te zeggen gewoon vreemd, maar bijzonder vreemd, dat hier een verdichting plaatsvindt van bijna 60, 70 procent en nu hoor je de groep Leefbaarheid niet. Of men is in principe inderdaad niet tegen verdichting, of men is gewoon maar tegen,- volgens mijn bescheiden mening-, tegen de portefeuillehouder van Ruimtelijke Ordening, waar hij nogal dikwijls op zit te katten. Ik vind dat nu eigenlijk pas goed duidelijk wordt wat na vier jaar niet gebeurd is in Ruimtelijke Ordening en deze twee jaar wèl gebeurt. Ondanks dat er steeds keer op keer bezwaren komen. Ik vraag me dan ook af of er soms andere belangen in het spel zijn dan alleen maar verdichtingen. Misschien zijn het wel ekonomische be langen van zijn fraktie. In ieder geval wij zijn wel voor het voorstel maar dit bevreemdt ons. De voorzitter: Eerst de opmerkingen van de heer Roosenboom. Inderdaad is het bezwaarschrift niet beargumenteerd. Ik denk dat als men bezwaar heeft dat dan op zijn minst moet worden aangegeven waarom men bezwaar heeft. Dat vind ik wel het minste wat moet gebeuren. Men wist wanneer dit in de raad werd behandeld. Wat de uiterste termijn was voor indiening van een beargumenteerd bezwaarschrift. Het is niet de gewoonte om hier verder informaties over in te winnen. In onze reaktie zijn we er van uitgegaan, dat als er bezwaren zijn, deze waarschijnlijk betrekking hebben op de yerdichting. De heer Roosenboom noemt nu het punt van de arcering bij zijgevels om garagebouw mogelijk te maken. Want daar zou het in feite om gaan. Dit punt heeft hij destijds ook in gebracht. Tijdens de kommissievergadering Ruimtelijke Orde ning. Daar ben ik toen positief op ingegaan. Ik heb toen toe gezegd dit serieus te zullen bekijken, waarom daar geen arce ring is aangebracht. Wij hebben dit ook afgecheckt bij de stede- bouwkundige wat daar exact de redenen voor zijn. Die redenen zijn ons per brief medegedeeld en we hebben de hoofdzaken van hetgeen in deze brief staat vermeld in het raadsvoorstel verwerkt

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1984 | | pagina 68