4-
met het eerste aspekt. Het tweede punt is de adviezen zoals die bij
ons zijn binnen gekomen. In de eerste plaats een advies van de hoofd
ingenieur van de landinrichting,die konstateert dat zoals het bedrijf
op dit moment geexploiteerd wordt het niet direkt noodzakelijk is dat
die woning er bij geplaatst wordt, maar dat er goede mogelijkheden zijn
om in dan gebied een intensiever bedrijf te exploiteren. Dus intensief
wordt geëxploiteerd, daar leent zich die grond goed voor. Als men dat
van plan zou zijn dan raadt hij ons aan om dan de commissie agrarische
bouwaanvragen in te schakelen om het te laten beoordelen. Eerst moest
daarom een plan gemaakt worden om te beoordelen of het überhaupt moge
lijk was om daar een intensiever bedrijf te exploiteren. Dit plan is
via het consulentschap voor de tuinbouw gemaakt. Uit dat plan blijkt
dat op die grond uitstekend een zeer intensief tuindersbedrijf geëx
ploiteerd kan worden. Wij hebben toen het advies van de H.I.D. voor de
landinrichting opgevolgd, uiteraard want wij waren van plan om tot de
laatste stap de geëigende procedure te volgen. Toen is het namelijk
voorgelegd aan de agrarische advieskommissie konform het advies van de
H.I.D. met tevens daarbij de verklaring van de heer van den Aarssen dat
hij van plan is om een intensief tuindersbedrijf aldaar te exploiteren.
Dat is natuurlijk de voorwaarde, anders had het geen zin. Hij heeft dit
uitdrukkelijk verklaard aan de hand van het plan zoals dat door het con-
sülentschap voor de tuinbouw is gepresenteerd te weten dat hij zo'n be
drijf wil gaan exploiteren. Een schriftelijke verklaring ter zake ligt
bij de stukken. Dat is ook toegezonden aan de advieskommissie voor de
agrarische bouwaanvragen. Deze advieskommissie 'heeft uitdrukkelijk geadv
seerd dat het zelfs noodzakelijk is dat-als zo'n bedrijf geexploiteerd
wordt- er dan een woning bij wordt gebouwd. Dat .is dus zelfs noodzake
lijk, Mijn antwoord op het tweede aspekt wat de heer Priems naar voren
bracht is tevens een antwoord op vragen van de heer Mens. De heer Mens
zegt in de kommissie Rnïntelijke Ordening werd het positiever voorgesteld
dan het was. Dat is niet juist. Want deze stukken hebben ook ter inzage
gelegen voor de kommissie ruimtelijke ordening. Dus die bewering is on
juist. Verder mevrouw Wiersema, ik kan mij haar twijfel voorstellen.
Ik moet zeggen dat ik als portefeuillehouder toen ik voor de eerste
keer werd gekonfronteerd met de aanvraag ook twijfelde. Daarom dat wij
ook uitdrukkelijk deze uitvoerige procedure hebben doorlopen.
Het lid Mens: Op een opmerking van U wil ik dan toch even nader ingaan.
U zegt de stukken lagen toen destijds ook bij de kommissie Ruimtelijke
Ordening ter inzage. Dat is natuurlijk overdag. De meeste van ons heb
ben natuurlijk ook nog werk en je hebt niet altijd de gelegenheid om te
komen. Maar als het enigszins kan dan probeer ik een uur of 2 of 1% vrij'
te maken. Maar er zijn bepaalde weken dat dat helemaal onmogelijk is,
als je 70 uur per week voor een werkgever op pad moet. Dan zie ik geen
mogelijkheid orn nog eens een keer de stukken in te kijken. Dus ga ik er
vanuit van hetgeen wij binnen krijgen van het kollege. Nogmaals dat was
positiever dan dat ik nu bij de stukken bekeek. Dat wil ik toch even
opmerken.
Het lid PriemsEen korte opmerking In zijn algemeenheid. Wij zijn in
het verleden ook altijd zeer huiverig geweest om uitzonderingen te ma
ken in dit gebied wat we daar straks omschreven hebben, om daar woning
bouw te gaan plegen. De aanvrager voor deze vergunning, die nu om toe
stemming vraagt om dat te gaan doen, heeft eigenlijk altijd geweten dat
het niet ter sprake zou kunnen komen. Heeft altijd geweten dat het ge
weigerd zou worden. Dat heeft hij altijd kunnen verwachten. Dus ik denk
ook niet dat we die man grote schade zullen berokkenen wanneer het nu
niet door zou gaan. Het is natuurlijk zijn goed recht om het te probe
ren, maar in Uw antwoord heeft U toch onze bedenkingen niet weg kunnen
nemen
De voorzitterMeneer Mens, ja ik weet natuurlijk niet of U de stukken
wel of niet gezien heeft. Ik ben er van uitgegaan, ook in de kommissie
Ruimtelijke Ordening, dat U de stukken gelezen had. Hiervan uitgaande
heb ik mijn toelichting gegeven in de kommissie. Als U overigens pro
blemen heeft met overdag de stukken in te zien neem dan kontakt op met
-5-
de sekretaris, want er is altijd gelegenheid om dat ook in de avonduren
te doen.
Het lid MensIk maak er zo weinig mogelijk misbruik van.
De voorzitter: Ik heb daar begrip voor maar ik kan me voorstellen dat
het soms toch problemen kan geven in verband met de dagelijkse werk
zaamheden en dan kan het toch noodzakelijk zijn een beroep op ons te
doen. Wij willen hier dan graag medewerking aan geven. Bij de behande
ling in de kommissie Ruimtelijke Ordening ben ik er in elk geval van
uitgegaan dat men deze stukken had gelezen. Dit is dus een misverstand
tussen ons, maar ik hoop dat U er begrip voor heeft dat ik hier van
ben uitgegaan.
De heer Priems. Ja, ik heb de heer Priems en zijn fraktie niet kunnen
overtuigen heb ik begrepen. Nieuwe aspekten brengt hij verder niet
naar voren, behalve dan dat ook in het kollege duidelijk gezegd is
dat er nooit toezeggingen zijn gedaan, dat daar ooit een woning kon
worden gebouwd. Integendeel, er is juist gezegd dat dat niet kon.
Dus een weigering betekent niet dat er sprake is van schade. Die op
merking is op zich juist. De omstandigheden kunnen zich echter wij
zigen. Dat kan altijd. Nooit nooit heb ik straks gezegd. Dat geldt
praktisch altijd.
Wenst iemand stemming over dit punt? De heer Mens, de heer Priems en
mevrouw van den Bos wensen stemming over dit punt.
Dan gaan we nu tot stemming over.
Voor het voorstel stemmen de leden: Uytdewilligen, Wiersema-Dupré
Frigge-Hogesteeger, Princen, van den Kieboom, Roosenboom, Mouws,
Helmig-Mathijsen Gerst, van der Weegen en Sinke.
Tegen het voorstel stemmen de leden: van den Bos-Beckmann, Mens, van
Eekelen en Priems.
De voorzitter: Dat betekent dat het voorstel is aanvaard met 10 stem
men voor en 4 stemmen tegen.
4. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN DE 20E WIJZIGING VAN DE GEMEENTELIJKE
BOUWVERORDENING
Het lid ROOSENBOOMInhoudelijk heb ik niet zoveel op te merken. Alleen
zou ik aan het kollege willen vragen, die wijziging artikel 42 en 48
als zich dat voor doet in de gemeente Halsteren dat men dan ook
konform die artikelen te werk gaat. Onlangs is er nog een woning in
aanbouw genomen in de Gasthuisstraat,- ik heb U er zelfs van te
voren van op de hoogte gesteld dat dat in strijd was met de bouw
verordening-, dat hier van achteren de achtergevelrooilijn werd
overschreden. Maar U maakt dan kennelijk wel gebruik van de vrijstel—
lingsbevoegdheidlid 1. Maar lid 2 zegt dan dat in zo'n geval
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant ontheffing gevraagd moet
worden en dat het plan ook gepubliceerd moet worden. Ik heb daar
van geen kennis genomen. Ik zou toch willen verzoeken om als
men gebruik maakt van deze artikelen dat ook te doen konform
de wijze zoals dat in de bouwverordening wordt voorgeschreven.
Anders krijg je een stuk rechtsongelijkheid, dat de een wel aan
alle voorschriften moet voldoen en de ander kan zo maar een
gunst worden toebedeeld.
De voorzitterMaar dat is zeker niet de bedoeling meneer Roosenboom.
Wij trachten ons te houden aan de voorschriften zoals ze gelden.
Als U een geval kent waarbij dat niet is gebeurd dan betekent dat
nog niet dat het niet de intentie is van dit kollege om zich
daar aan te houden. Integendeel. Ik heb ten aanzien van die wo
ning waar U op doelt expres met Bouw- en Woningtoezicht kontakt
opgenomen.Zij hebben mij verzekerd dat-dit absoluut in orde is,
want ik wil hier uiteraard geen enkel risiko mee lopen.